ECLI:NL:RBZWB:2024:9500

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10729873 \ MB VERZ 23-342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding redelijke termijn en schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 27 km/h te hard op de autosnelweg A17. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat hij niet de overtreding had begaan en dat er sprake was van 'racial profiling'. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 20 september 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.

Daarnaast werd vastgesteld dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot een gegrond beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete gematigd tot € 150,19 en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 116,81 aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10729873 \ MB VERZ 23-342
CJIB-nummer: 0062 5422 5229 0935
uitspraakdatum: 12 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 27 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1) op de Rijksweg A17 te Standdaarbuiten op 9 september 2022 om 07:50 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene reed op de linkerbaan en was een hele reeks vrachtwagens aan het inhalen op de A17 met maximaal 110 km/h. Nadat betrokkene de vrachtwagens had ingehaald maakte hij ruimte voor andere bestuurders die vanaf de A59 aansloten op de A17. Betrokkene stelt dat de verbalisant zich schuldig maakt aan “Racial profiling”.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de meting. De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting een kalibratietabel overlegd. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 20 september 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim 2 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete nogmaals te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 150,19, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 116,81, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: