Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 27 km/h te hard op de autosnelweg A17. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat hij niet de overtreding had begaan en dat er sprake was van 'racial profiling'. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 20 september 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Dit leidde tot een matiging van de boete met 25%.
Daarnaast werd vastgesteld dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot een gegrond beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, de boete gematigd tot € 150,19 en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 116,81 aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.