Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het stilstaan op een trottoir in Roosendaal op 13 juli 2022. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Hij had te maken met een lekke band en was bezig zijn auto in te laden, zonder ander verkeer te hinderen.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft de kantonrechter verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en de boete te matigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende kon worden bewezen aan de hand van de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, waaronder zijn ernstige ziekte en betalingsregelingen bij de Belastingdienst.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald als zekerheid moest door de officier van justitie worden terugbetaald. Deze uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.