ECLI:NL:RBZWB:2024:9504

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
10893570 \ MB VERZ 24-57
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van sanctie en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het niet geven van een richtingaanwijzer bij het wisselen van rijstrook op de A4 te Bergen op Zoom op 17 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 12 december 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, aangevoerd dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter betoogd dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, en heeft verzocht om de boete gedeeltelijk gegrond te verklaren en te matigen met 25% vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De rechter heeft vastgesteld dat de boete terecht aan de kentekenhouder was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen en heeft hij de officier van justitie opgedragen de proceskosten van betrokkene te vergoeden. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 75,-, met een proceskostenvergoeding van € 875,00.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10893570 \ MB VERZ 24-57
CJIB-nummer: 9062 5422 5073 7300
uitspraakdatum: 12 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bij wisselen van rijstrook geen teken met richtingaanwijzer geven op de A4 te Bergen op Zoom op 17 juni 2022 om 16:21 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is op zichzelf geen toereikende reden om af te zien van een staandehouding. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Naast deze sanctie heeft betrokkene ook nog twee andere sancties opgelegd gekregen. Het opleggen van drie forse boetes is niet billijk, temeer nu de bestuurder van het voertuig niet is staande gehouden. Tot slot verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Gelet hierop dient de sanctie met 25% gematigd te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verbalisant heeft een uitgebreid aanvullend proces-verbaal opgesteld waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Zo was verbalisant gekleed in burger, had hij geen beschikking over stopmiddelen en ook het gedrag van betrokkene speelde hierin een rol. Wel heeft de zittingsvertegenwoordiger gezien dat de redelijke termijn is overschreden, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond dient te worden verklaard en het sanctiebedrag met 25% gematigd dient te worden. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht dat dit enkel voor de kantonfase dient te worden toegekend.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding omdat de gedraging werd geconstateerd vanuit een burgervoertuig zonder stopbord. Bovendien blijkt uit het aanvullend proces-verbaal dat sprake was van een intimiderende en bedreigende situatie. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 18 juli 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim vier maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend voor de fase bij de kantonrechter:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: