Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een pakketbezorger, had een boete ontvangen voor het parkeren op een laad- en losplaats aan de Laan van België in Roosendaal op 7 december 2022. De betrokkene stelde dat hij slechts kort zijn voertuig had stilgezet om een pakketje af te leveren en dat hij binnen vijf minuten terug was. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting werd de zaak behandeld door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en verzocht om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, erkende dat het aannemelijk was dat de betrokkene een pakketje aan het bezorgen was, maar stelde dat de betrokkene niet had onderbouwd waarom hij langer dan vijf minuten wegbleef van zijn voertuig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd.
Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De boete werd met 25% gematigd, en de officier van justitie werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid tot matiging van sancties in geval van overschrijding.