ECLI:NL:RBZWB:2024:9508

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
10719948 \ MB VERZ 23-325
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van zijn voertuig op een verboden plek op de Boomgaardstraat te Roosendaal op 31 augustus 2021. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. De betrokkene voerde aan dat hij sinds 15 november 2021 niet meer op het adres woonde waar de beschikking was verzonden, en dat hij pas op 24 november 2021 naar een nieuw adres was verhuisd. Hierdoor had hij de beschikking niet tijdig ontvangen.

De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kon worden toegerekend. De officier van justitie had het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoud van de zaak. De kantonrechter concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier. De boete was terecht opgelegd, maar de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Daarom werd de boete met 25% gematigd.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot een verdere matiging van de boete met 25%. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 84,38, plus € 9,- administratiekosten, en dat het teveel betaalde bedrag van € 65,62 aan de betrokkene moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer.: 10719948 \ MB VERZ 23-325
CJIB-nummer: 7062 5422 4596 6054
uitspraakdatum: 12 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Boomgaardstraat te Roosendaal op 31 augustus 2021 om 17:00 uur.
Over het te laat indienen van beroep heeft betrokkene aangevoerd dat hij sinds 15 november 2021 geen bewoner meer is van het adres waar de initiële beschikking naar verzonden is. Sinds 24 november 2021 is betrokkene verhuisd naar een ander adres, hierdoor is de beschikking van 7 december 2021 niet goed aangekomen. Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene zijn voertuig stond zo geparkeerd dat andere weggebruikers hier geen hinder van konden ervaren. De auto van betrokkene stond in lijn met de andere auto’s geparkeerd en ruim vijf meter verwijderd van de kruising. Daarnaast is het lastig om op een later tijdstip een parkeerplek te vinden in de betreffende straat.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de beslissing van de officier van justitie te vernietigen en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Vanwege deze schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de boete te matigen met 25%. Voorts is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 18 januari 2022. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 21 februari 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij sinds 15 november 2021 geen bewoner meer is van het adres waar de initiële beschikking naar verzonden is. Sinds 24 november 2021 is betrokkene verhuisd naar een ander adres, hierdoor is de beschikking van 7 december 2021 niet goed aangekomen. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens het beroep tegen de boete inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het voertuig van betrokkene stond niet in een parkeervak, en dus was het verboden om daar te parkeren. Een bestuurder van een voertuig dient zich ervan te vergewissen dat parkeren of stilstaan op een bepaalde gelegenheid is toegestaan.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 29 november 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete nogmaals te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 84,38, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,62, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: