Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige gehandicaptenparkeerkaart. De gedraging vond plaats op 12 oktober 2021 te Bergen op Zoom. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat een medewerker van parkeerbeheer haar eerder had verteld dat ze daar mocht parkeren. Tijdens de zitting heeft betrokkene ook aangegeven niet goed bekend te zijn met de parkeerregels, aangezien zij alleen een bromfietscertificaat heeft behaald en geen praktijkexamen heeft gedaan.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft het beroep ongegrond verklaard en betoogd dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat, hoewel de gedraging vaststond, er aanleiding was om de boete te matigen. De kantonrechter heeft meegewogen dat betrokkene gebruik maakt van een rollator en dat er een eerdere toezegging van de verbalisant aan betrokkene was gedaan. Hierdoor is de boete gematigd tot nihil. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moet door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.
De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.