Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 23 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 28 juli 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is de gemachtigde van de betrokkene verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, en dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er sprake is van een schending van de hoorplicht, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit is in strijd met de wettelijke voorwaarden en leidt tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.
Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de boete op 17 augustus 2022 is opgelegd en de termijn van twee jaar is overschreden met meer dan drie maanden. Gezien deze overschrijding heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen met 25%. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 183,- plus administratiekosten. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 875,00.