Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het gebruik van een puntstuk op de A29 autosnelweg op 1 juli 2022. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de verbalisant voldoende had toegelicht waarom er geen mogelijkheid tot staandehouding was. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd gematigd tot € 187,50, met een proceskostenvergoeding van € 875,00 voor de betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.