Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze had het beroep ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het negeren van een inhaalbord op de Hazeldonkse Zandweg te Zevenbergen op 1 mei 2022. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Echter, er was sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar had geduurd. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen, waardoor de uiteindelijke boete € 187,50 zou bedragen, plus administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 875,00 bedroegen.
De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.