ECLI:NL:RBZWB:2024:9538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10500701 MB VERZ 23-163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets, wat was geconstateerd door een RDW-registercontrole op 16 augustus 2021. Betrokkene had tegen de beslissing van de officier van justitie beroep aangetekend, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat het boetebedrag te hoog was. Betrokkene stelde dat de bromfiets nooit op de openbare weg was geweest en dat deze sinds de aanschaf in een loods stond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook geconstateerd dat er redenen waren om de boete te matigen. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat hij geen gebruik had gemaakt van het voertuig tijdens de onverzekerde periode en dat er sprake was van een schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en het sanctiebedrag vastgesteld op € 100,-. Daarnaast is bepaald dat het bedrag van € 270,- dat betrokkene te veel had betaald aan zekerheidstelling, door de officier van justitie aan hem moest worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10500701 \ MB VERZ 23-163
CJIB-nummer : 4062 5422 4452 4736
uitspraakdatum : 13 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd middels de RDW-registercontrole op 16 augustus 2021 om 17:11 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het boetebedrag te hoog. Betrokkene stelt dat er niet inhoudelijk is gekeken naar de zaak. Er wordt uitgegaan van een standaard, betreft het op naam hebben van het kenteken. De brommer is nooit op de openbare weg geweest. Het voertuig staat sinds aanschaf op dezelfde plek in de loods van betrokkene. Betrokkene had niet goed nagedacht over de mogelijkheid om te schorsen na aanschaf, maar heeft dat gelijk gedaan nadat betrokkene daar bericht over heeft gekregen.
Betrokkene heeft in de aanvullende stukken van 22 november 2024 aangevoerd dat hij eerder ter zitting heeft aangetoond dat het voertuig niet meer berijdbaar was. De toen opgelegde boete was voor de zitting voldaan. De zaak Syncasso betreft dezelfde brommer en het beroepschrift bevat dezelfde redenen. Echter is er met de brommer niets veranderd. De schorsing is geldig tot 2026.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij de scooter in 2021 heeft aangeschaft. Na de aanschaffing werd er gebruik gemaakt van het voertuig en was deze verzekerd. Op 5 april 2021 was de scooter betrokken bij een ongeluk en is deze onklaar in de loods beland.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en het sanctie bedrag te matigen tot € 100,-. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de zaak al eerder ter zitting is behandeld, maar toen is aangehouden voor aanvullende foto’s. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een kentekenhouder om het voertuig tijdig te verzekeren of te schorsen. Betrokkene voert aan niet met het voertuig te hebben gereden en uit de foto’s blijkt dat het niet mogelijk was om met het voertuig te rijden. Het voertuig is drie dagen na de boete voor een half jaar geschorst. Hieruit blijkt dat betrokkene moeite heeft gedaan om alles in orde te maken. Daarbij gaat het om een erg oude zaak en is betrokkene bij de officier van justitie niet op de mogelijkheid gewezen om te worden gehoord. Gelet hierop ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding tot het matigen van de sanctie.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de constatering van het RDW - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat het de norm is dat er een verzekering moet zijn afgesloten voor een kenteken-geregistreerd voertuig, omdat het belangrijk is voor mogelijke schade. De gedraging is geconstateerd door een registercontrole, maar ook dan is het de eigen verantwoordelijkheid van de kentekenhouder om het voertuig tijdig te verzekeren of te schorsen. Dat systeem is op zichzelf staand van belang dat mensen hun papieren op orde hebben. De boete voor deze gedraging is hoog, omdat er grote gevolgen kunnen zijn indien er met een onverzekerd voertuig wordt gereden. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt, door middel van foto’s van het voertuig te overleggen, dat hij ten tijde van de onverzekerde periode geen gebruik van het voertuig heeft gemaakt.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 6 oktober 2021 en is de redelijke termijn dus met meer dan een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
De kantonrechter matigt de sanctie tweemaal met 25% gelet op de formele punten. Voorts matigt de kantonrechter het sanctiebedrag tot € 100,- gelet op de omstandigheden die betrokkene heeft aangevoerd.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 100- plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 270,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: