Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek op de Veerseweg te Veere op 19 mei 2023. De betrokkene stelde dat zijn auto op een strook naast zijn huis stond en dat hij veilig had geparkeerd, zonder iemand in de weg te staan. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde presenteerde zijn standpunten. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen tot € 55,-, omdat de situatie rondom het parkeerverbod onduidelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de gemeente een onduidelijke situatie had gecreëerd en dat het betreffende stuk weg gezien kon worden als een parkeervak, ondanks dat het niet als zodanig was gemarkeerd.
De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. Daarnaast werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend voor de kantonfase. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, aangezien dit rechtstreeks uit de wet voortvloeit. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.