ECLI:NL:RBZWB:2024:9545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11145975 MB VERZ 24-459
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek op de Veerseweg te Veere op 19 mei 2023. De betrokkene stelde dat zijn auto op een strook naast zijn huis stond en dat hij veilig had geparkeerd, zonder iemand in de weg te staan. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde presenteerde zijn standpunten. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen tot € 55,-, omdat de situatie rondom het parkeerverbod onduidelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de gemeente een onduidelijke situatie had gecreëerd en dat het betreffende stuk weg gezien kon worden als een parkeervak, ondanks dat het niet als zodanig was gemarkeerd.

De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. Daarnaast werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend voor de kantonfase. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, aangezien dit rechtstreeks uit de wet voortvloeit. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11145975 \ MB VERZ 24-459
CJIB-nummer : 4062 5422 5817 9515
uitspraakdatum : 13 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone) op de Veerseweg te Veere op 19 mei 2023 om 10:12 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zijn auto op een strook, 10 meter naast zijn huis, stond. Het verbodsbord hangt aan een lantaarnpaal geeft aan dat er niet op de rijbaan geparkeerd mag worden. Onder het bord staan pijlen naar links en rechts. Het betreft een oude bushalte waarvan het bushokje er nog staat, maar er is geen bord met de betreffende dienstregeling meer aanwezig. Er was een bus onderweg richting betrokkene om spullen te komen leveren waardoor betrokkene zijn auto even op de verharde strook naast zijn huis had geparkeerd. Betrokkene stelt veilig te hebben geparkeerd en stond niemand in de weg. Hij bereikt zijn oprit via een toegang aan deze weg en onderbouwt dit met foto’s in het beroepschrift. Uit de E1 bebording blijkt dat betrokkene niet op de rijbaan mag parkeren, maar dat deed betrokkene ook niet. De foto van Google Maps laat zien dat er een lijn van de bestrating te zien is tussen de rijbaan en de voormalige busstrook. Betrokkene begrijpt waar de verbalisant naar verwijst maar bestrijd echter dat dit bord van toepassing is op de inham waar hij stond. Gemachtigde voert aan dat betrokkene niet op de rijbaan heeft geparkeerd, maar op een ander weggedeelte in de zin van artikel 10. RVV, wat niet in strijd is met het parkeerverbod. Naar analogie stelt betrokkene dat parkeren op een plak die kan worden aangeduid als een ander weggedeelte in de zin van artikel 10 RVV niet in strijd is met het parkeerverbod, nu het parkeerverbod zich slechts uitstrekt tot de weg zoals in de zin van artikel 65 lid 2 RVV jo. het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens. De officier van justitie heeft bij brief van 3 juli 2023 om een aanvullend proces-verbaal verzicht bij de betreffende verbalisant. De verbalisant heeft dit nagalaten, waardoor vragen onbeantwoord blijven. Voorts stelt gemachtigde dat het zaakoverzicht niet op ambtseed is opgesteld en ondertekend. Gemachtigde verzoekt het beroep gegrond te verklaren en om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te wijzen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij deze plek niet standaard als parkeerplaats gebruikt. Betrokkene stelt dat er in zijn omgeving meerdere plekken zijn waar wordt geparkeerd in uithammen zonder belijning, waardoor hij het een verzachtende omstandigheid vindt. Twee weken geleden heeft de betreffende gemeente een brief gestuurd dat de weg in 2025 wordt aangepast. Betrokkene heeft zich aangemeld om mee te werken en gaat voorstellen om deze plek weg te halen of om belijning toe te voegen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er staat een duidelijk bord dat er aan dij zijde van de weg een parkeerverbod geldt. Betrokkene is hiervan op de hoogte, maar stelt dat het een bijzondere situatie betreft aangezien het een inham is waar vroeger een bushalte was. De bushalte wordt niet meer gebruikt en de inham heeft ook geen andere functie. Door het parkeerverbod mag er enkel in de berm of op de aangebrachte parkeerplaatsen, die zijn aangeduid met belijning en bebording, worden geparkeerd. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat de boete terecht is opgelegd aangezien er geen sprake is van een parkeervak.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat indien het gaat om een parkeerverbodszone, waardoor er enkel in de daarvoor bedoelde parkeervakken of in de berm mag worden geparkeerd. De gemeente heeft een onduidelijke situatie gecreëerd. De kantonrechter is van oordeel dat het bedoelde stuk gezien kan worden als een parkeervak maar dat het enige verschil is dat het betreffende stuk weg niet als zodanig is gemarkeerd. De kantonrechter vindt het ook deels eigen verantwoordelijkheid van betrokkene om op de om navraag bij de gemeente te doen, maar ziet gelet op de omstandigheden wel reden tot matiging. De boete zal worden gematigd tot € 55,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
De kantonrechter stelt vast dat er enkel een proceskostenvergoeding voor de kantonfase wordt toegekend aangezien het een matiging vanwege omstandigheden betreft.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt.
De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 55,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 55,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: