Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Rijksweg A58 te Goes op 9 juni 2023. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant te summier was om van een staandehouding af te zien. Volgens de wet moet de verbalisant de bestuurder staande houden om de identiteit vast te stellen, tenzij er geen reële mogelijkheid is. In dit geval was er geen gegronde reden om van deze procedure af te wijken, waardoor de boete ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 169,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 749,50 toegekend aan betrokkene. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, conform de nieuwe wetgeving die sinds 1 januari 2024 van kracht is.