ECLI:NL:RBZWB:2024:9549

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10984918 \ MB VERZ 24-185
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren binnen erf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren binnen een erf, anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats, op 21 januari 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft de standpunten van de betrokkene toegelicht. De betrokkene stelde dat hij zijn vrouw naar het ziekenhuis had gebracht en dat hij de auto tijdelijk had geparkeerd om haar te helpen. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van overmacht en dat de verbalisant niet had verklaard hoe lang hij bij het voertuig had gewacht.

De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund, omdat er geen aanvullende stukken waren ingediend die de situatie van de betrokkene onderbouwden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geen redenen gezien om de boete te matigen, aangezien de betrokkene niet in staat was om zijn beroepsgronden verder te documenteren. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10984918 \ MB VERZ 24-185
CJIB-nummer : 1062 5422 5538 2806
uitspraakdatum : 13 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: binnen een erf parkeren anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats op het [adres] te [woonplaats] op 21 januari 2023 om 15:34 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt met zijn vrouw naar het ziekenhuis te zijn geweest. Toen zij terug thuis kwamen hielp betrokkene zijn vrouw naar boven, want zij was zeer moeilijk ter been. Normaliter zet betrokkene daar nooit zijn auto. Hij had de auto zo ver mogelijk aan de kant gezet, zodat iedereen er langs kon. Ook had betrokkene expres de poort opengelaten, om zo voor iedereen duidelijk te maken dat zij daar konden aanbellen of informeren waarom de auto daar even stond. Gemachtigde stelt dat er sprake was van een overmachtssituatie en dat er geen sprake was van parkeren. De verbalisant heeft niks over een pardontijd verklaard, waardoor het niet is vast te stellen hoelang de verbalisant heeft gewacht bij het voertuig en hoelang de gedraging heeft plaatsgevonden. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zaak is eerder ter zitting aangehouden om betrokkene nog één maal in de gelegenheid te stellen om de ziekenhuisbezoeken te documenteren en de reden toe te lichten wat de noodzaak was waarom betrokkene het voertuig op de betreffende manier had geparkeerd. Tot op heden zijn er geen aanvullende stukken binnen gekomen waarin de situatie, die betrokkene schetst, wordt onderbouwd. Hierdoor stelt de zittingsvertegenwoordiger dat betrokkene de omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene gelegenheid heeft gekregen om zijn beroepsgronden verder te documenteren, maar heeft dit nagelaten. De kantonrechter is van oordeel dat de omstandigheden die tot een matiging konden leiden niet vast zijn komen te staan.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter verklaart:
- het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: