Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren binnen een erf, anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats, op 21 januari 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft de standpunten van de betrokkene toegelicht. De betrokkene stelde dat hij zijn vrouw naar het ziekenhuis had gebracht en dat hij de auto tijdelijk had geparkeerd om haar te helpen. De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van overmacht en dat de verbalisant niet had verklaard hoe lang hij bij het voertuig had gewacht.
De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek om het beroep ongegrond te verklaren ondersteund, omdat er geen aanvullende stukken waren ingediend die de situatie van de betrokkene onderbouwden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geen redenen gezien om de boete te matigen, aangezien de betrokkene niet in staat was om zijn beroepsgronden verder te documenteren. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.