Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] BV
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, had een boete ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de benodigde vergunning. De gedraging vond plaats op 30 april 2022 te Zierikzee. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de gemachtigde heeft namens hem het standpunt ingenomen dat de opgelegde boete onterecht was, omdat de feitcode niet correct was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode inderdaad niet juist was en heeft deze gewijzigd. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, maar dat de boete gematigd moest worden vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd met 25% verlaagd.
Daarnaast heeft de kantonrechter een proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene, maar kon niet ingaan op de bezwaren van de gemachtigde over de wijze van uitbetaling van deze vergoeding, omdat dit niet binnen zijn bevoegdheid viel. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.