ECLI:NL:RBZWB:2024:9551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10858363 MB VERZ 23-507
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met wijziging van feitcode en matiging van boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, had een boete ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de benodigde vergunning. De gedraging vond plaats op 30 april 2022 te Zierikzee. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de gemachtigde heeft namens hem het standpunt ingenomen dat de opgelegde boete onterecht was, omdat de feitcode niet correct was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de feitcode inderdaad niet juist was en heeft deze gewijzigd. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, maar dat de boete gematigd moest worden vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De boete werd met 25% verlaagd.

Daarnaast heeft de kantonrechter een proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene, maar kon niet ingaan op de bezwaren van de gemachtigde over de wijze van uitbetaling van deze vergoeding, omdat dit niet binnen zijn bevoegdheid viel. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10858363 \ MB VERZ 23-507
CJIB-nummer : 1062 5422 4932 8782
uitspraakdatum : 13 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] BV
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden op de Hoofdpoortstraat te Zierikzee (gemeente Schouwen-Duiveland) op 30 april 2022 om 14:54 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde stelt dat betrokkene niet in het bezit van een parkeervergunning is, waardoor de verkeerde feitcode is opgelegd. De verbalisant had feitcode ‘R397I’ met omschrijving: ‘op en parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend’, dienen te handhaven. Gemachtigde verzoekt de feitcode te wijzigen en om een proceskostenvergoeding toe te wijzen op eigen rekening.
De zittingsvertegenwoordiger heeft bij de betreffende gemeente navraag gedaan, waaruit naar voren kwam dat betrokkene geen vergunning heeft. Hierdoor is het niet mogelijk om in strijd te handelen met de vergunning verbonden voorwaarden. De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat de feitcode moet worden gewijzigd in feitcode R379i met als omschrijving: “parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig”

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat betrokkene het voertuig had geparkeerd op een plek die enkel voor vergunninghouders bedoeld was. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Er is dus terecht een boete opgelegd.
Feitcode wijzigen
Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R592A met als omschrijving “voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden”. Uit het dossier en de stellingen van betrokkene is gebleken dat deze feitcode niet juist is. De verbalisant had feitcode R397I moeten gebruiken met als omschrijving “op en parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend”. Bij die feitcode hoort hetzelfde boetebedrag.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging van de feitcode niet in zijn belangen geschaad. Voor betrokkene was voldoende duidelijk waar de boete betrekking op had. Aan de gewijzigde feitcode ligt geen ander feitencomplex ten grondslag. De feitcode zal daarom worden gewijzigd.
De kantonrechter zal het beroep gegrond verklaren en de feitcode wijzigen.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 19 mei 2021 en is de redelijke termijn dus met meer dan een jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Gelet op de wijzing van de feitcode zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt.
De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd gedeeltelijk gegrond en wijzigt die beschikking in die zin dat de feitcode wordt gewijzigd in R397i met als omschrijving: “op en parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend”;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: