Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het rechts inhalen op de Rijksweg A58 te Arnemuiden op 27 juli 2023. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 13 december 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging. Betrokkene stelde dat hij niet was staande gehouden en dat het verkeer op de linkerbaan niet de maximumsnelheid haalde. De verbalisant had volgens betrokkene op een andere manier moeten aangeven dat hij moest stoppen. De zittingsvertegenwoordiger weerlegde deze argumenten door te stellen dat de verbalisant voldoende had toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat de boete terecht was opgelegd.
De kantonrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel.