Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het parkeren van een voertuig op een parkeerplaats voor vergunninghouders, terwijl de vergunning niet zichtbaar was. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, stelde dat hij wel een geldige vergunning had, maar dat deze niet zichtbaar was door omstandigheden met de leaseauto. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verklaarde het beroep ongegrond, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 437,50. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van deze vergoeding, conform de nieuwe wetgeving. De uitspraak is definitief en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.