ECLI:NL:RBZWB:2024:9554

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10984698 MB VERZ 24-179
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek op de Mautisweg te Renesse op 8 januari 2023. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Lagas, stelde dat hij zijn schoonmoeder hielp, die ziek en slecht ter been was, en dat het voertuig slechts tijdelijk was stilgezet. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verklaarde het beroep ongegrond, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen vanwege de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. De kantonrechter besloot de boete te verlagen tot € 50,- en droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. Daarnaast werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend voor de kantonfase. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding, die volgens de wet aan de betrokkene zelf moet worden uitbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10984698 \ MB VERZ 24-179
CJIB-nummer : 6062 5422 5517 2261
uitspraakdatum : 13 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Mautisweg te Renesse (gemeente Schouwen-Duiveland) op 8 januari 2023 om 14:50 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat het voertuig stil stond bij de voortuin van zijn schoonmoeder die opgehaald moest worden. Zijn schoonmoeder is 76 jaar, zwaar hartpatiënt, ziek, zeer slecht ter been en heeft overgewicht. Op het moment dat betrokkene bij zijn schoonmoeder arriveerde, was zij nog niet geheel aangekleed en zij moest hiermee geholpen worden. Hierna is de bestuurder (de vrouw van betrokkene) direct weggereden. Het heeft volgens betrokkene ongeveer tien minuten geduurd. Gemachtigde voert aan dat uit de verklaring van betrokkene blijkt dat er voldoende sprake is van onmiddellijk uit- of instappen laten stappen van personen (daaronder begrepen de tijd die nodig is om de bezittingen uit de auto mee te nemen). Zodoende is er geen sprake van parkeren. De algemeen aanvaarde pardontijd bedraagt tien minuten en uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant slecht vier minuten heeft gewacht. Indien de verbalisant de pardontijd van tien minuten in acht had genomen, had hij betrokkene nog gezien. Tussen het laten in- en uitstappen hebben er geen andere acties plaatsgevonden. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene voert aan haar schoonmoeder te hebben geholpen, maar dat hulp, vanwege omstandigheden, langer duurde dan normaliter het geval is. Daarbij heeft de verbalisant een korte pardontijd waargenomen, namelijk vier minuten. In het dossier zit een getuigenverklaring van de schoonmoeder zelf, waarin zij uitlegt hoe het die dag is gegaan. Hieruit maakt de zittingsvertegenwoordiger op dat het aannemelijk is dat betrokkene niet binnen de pardontijd van vier minuten terug bij het voertuig kon zijn, ondanks dat de gezondheid zelf niet is onderbouwd. De zittingsvertegenwoordiger wil betrokkene als tip meegeven voortaan een briefje in het voertuig te leggen. Gelet op de omstandigheden van die worden aangevoerd, verzoekt de zittingsvertegenwoordiger de sanctie met 50% te matigen. Aangezien het matiging door omstandigheden betreft, verzoekt de zittingsvertegenwoordiger enkel voor de kantonfase een proceskostenvergoeding toe te wijzen.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat de kantonrechter de persoonlijke omstandigheden die betrokkene in het beroepschrift heeft aangevoerd, meeweegt. De kantonrechter is van oordeel dat een volledige matiging niet op zijn plaats is, omdat betrokkene niet heeft onderzocht of er alternatieven waren. De boete zal worden gematigd tot € 50,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
De kantonrechter stelt vast dat er enkel een proceskostenvergoeding voor de kantonfase wordt toegekend aangezien het een matiging vanwege omstandigheden betreft.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat een proceskostenvergoeding, in afwijking van de Wahv, aan de gemachtigde moet worden overgemaakt.
De kantonrechter overweegt dat sinds 1 januari 2024 in artikel 13a, lid 3 en 4, van de Wahv is bepaald dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding. Dit betreft een rechtstreeks uit de wet voortvloeiende wijze van uitvoering van beslissingen in Wahv-zaken. De kantonrechter is niet bevoegd om over deze feitelijke uitvoering een oordeel te geven (zie ECLI:NL:GHARL:2024:4051). De kantonrechter is dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de wijze van uitbetaling van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 50,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: