Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het zonder ontheffing parkeren van een voertuig langer dan 6 meter op een verboden plaats op de Vinkenlaan te Made op 11 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 27 december 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging vastgesteld. Betrokkene voerde aan dat er sprake was van stilstaan en niet van parkeren, en dat er geen bebording aanwezig was die het parkeren op die locatie verbood. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar de kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de gedraging wel degelijk had plaatsgevonden, zoals blijkt uit de verklaring van de verbalisant.
Desondanks heeft de kantonrechter aanleiding gezien om de boete te matigen, omdat het voor betrokkene onvoldoende kenbaar was dat hij zijn voertuig daar niet mocht parkeren. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete gematigd tot nihil. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.