Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gedraging vond plaats op 17 februari 2023, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde, die voor de eerste keer in Breda waren, stelden dat zij niet op de hoogte waren van de geslotenverklaring. Ze waren in de stad om klusmaterialen af te zetten voor een nieuw te openen winkel en dachten goed geïnformeerd te zijn door collega-ondernemers. Na het passeren van de lijn werden zij tegengehouden en keerden zij direct om.
De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde het beroep bij de kantonrechter aanvoerde. Tijdens de zitting was de gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond aan de hand van de stukken in het dossier, waaronder een foto. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene zelf verantwoordelijk is voor het tijdig oriënteren op de verkeersborden en dat het negeren van de geslotenverklaring voor eigen rekening en risico komt.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete terecht was. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.