Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De boete was opgelegd aan de betrokkene voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 22 februari 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 27 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder een onduidelijke omleiding langs de Houtmarkt. Hij stelde dat de betrokkene door de omleidingsborden richting de Houtmarkt was geleid en dat er onduidelijkheid bestond over de waarschuwingsperiode die door de gemeente was ingesteld. De zittingsvertegenwoordiger betwistte deze argumenten en stelde dat de waarschuwingsperiode al was verstreken, waardoor de verbalisant direct kon overgaan tot bekeuring.
De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier, met name uit een foto, voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, aangezien de pleegdatum na de waarschuwingsperiode viel. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de boete te matigen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.