Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op de Lunetstraat te Breda op 30 november 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B. de Jong, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep tegen de boete ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig namens de officier van justitie. Betrokkene zelf was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was vertegenwoordigd door mr. H. Iaazza. De gemachtigde heeft betoogd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden en dat de verbalisant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de vaststelling van de overtreding. De verbalisant had enkel een oplichtend voorwerp waargenomen, maar er was geen duidelijkheid over het type apparaat of de omstandigheden waaronder dit was waargenomen.
De kantonrechter heeft de verklaringen van de verbalisanten en de argumenten van de gemachtigde gewogen. De kantonrechter concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden, en dat de verklaring van de verbalisant geloofwaardig was. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.