Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A58 te Ulvenhout op 13 december 2022. De officier van justitie had het beroep tegen de boete ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde van de betrokkene het beroep bij de kantonrechter instelde.
Tijdens de zitting op 27 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De enkele ontkenning van de betrokkene bood geen aanleiding om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.