In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van zijn voertuig op een plaats die bestemd was voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Betrokkene stelde dat hij ten tijde van de gedraging een wasmachine aan het lossen was voor een klant en dat de gedraging niet had plaatsgevonden zoals door de verbalisant was vastgesteld. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene toegelicht dat hij de wasmachine op een steekwagen naar de klant moest brengen en dat hij hiervoor gebruik moest maken van de lift, wat enige tijd in beslag nam. Hij voerde aan dat er geen tijdsindicatie bij het verkeersbord stond en dat hij slechts één minuut had om de wasmachine te lossen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard, onder verwijzing naar de omstandigheden van de zaak en de beperkte waarneming van de verbalisant.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Volgens de vaste rechtspraak moet onder laden en lossen worden verstaan het in- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is, nadat het voertuig tot stilstand is gebracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het moment van de vermeende overtreding daadwerkelijk aan het laden en lossen was. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en bepaald dat het bedrag dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, moet worden terugbetaald.