Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Houtmarkt te Breda op 14 juli 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat het opgelegde boetebedrag onjuist was, omdat volgens de website van de Rijksoverheid de sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat op de fiets € 140,- plus € 9,- administratiekosten bedraagt, terwijl aan hem een sanctie van € 159,- was opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter aangegeven dat het sanctiebedrag in het feitenboekje van 2023 € 150,- bedroeg, en dat het bedrag dat betrokkene had aangevoerd, betrekking had op het feitenboekje van 2022.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep van betrokkene is ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.