ECLI:NL:RBZWB:2024:9566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11040658 MB VERZ 24-437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 26 juni 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde, mr. M. Lagas, voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verbalisant niet had voldaan aan de vereisten voor het opleggen van de boete. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde en betrokkene niet aanwezig waren. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. Volgens de wet dient de verbalisant de bestuurder staande te houden om zijn identiteit vast te stellen, tenzij er geen reële mogelijkheid is om dit te doen. In dit geval was de reden van de verbalisant om niet tot staandehouding over te gaan te summier. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegewezen aan betrokkene.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11040658 \ MB VERZ 24-437
CJIB-nummer : 4062 5422 5043 9677
uitspraakdatum : 27 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Richter te Werkendam (gemeente Altena) op 26 juni 2022 om 12:53 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Volgens het juridisch kader, van feitcode R545, zijn er vier bestandsdelen waaraan cumulatief voldaan dient te worden. Een van die bestandsdelen is dat de verbalisant dient te controleren of het een echte telefoon betreft, maar heeft dat in dit geval nagelaten. Voorts stelt gemachtigde dat betrokkene niet is staande gehouden, maar dat uit het zaakoverzicht ook niet blijkt dat daar geen reële mogelijkheid voor was. De verklaring van de verbalisant is, volgens gemachtigde, ook niet op ambtseed afgelegd. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Dat de verklaring van de verbalisant waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, is gelet op jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te summier. Aangezien het een zaak van meer dan twee jaar geleden betreft, ziet de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding om aan de betreffende verbalisant navraag te doen voor een aanvullend proces-verbaal.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat het veiligheidshalve niet mogelijk was. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze reden te summier om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 359,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: