ECLI:NL:RBZWB:2024:9568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11049720 MB VERZ 24-478
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet dragen van een goedgekeurde helm

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, had een boete ontvangen voor het niet dragen van een goedgekeurde helm tijdens het rijden op een bromfiets op de Slingerweg te Breda op 6 januari 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 27 december 2024 werd de zaak behandeld. De betrokkene was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel vertegenwoordigd. De kantonrechter hoorde de standpunten van de gemachtigde en de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de verklaringen van de verbalisant tegenstrijdig waren. De verbalisant had in het zaakoverzicht verklaard dat de betrokkene een helm droeg, maar deze niet goed bevestigd was, terwijl in het aanvullend proces-verbaal werd gesteld dat de betrokkene geen helm droeg.

De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechtszekerheid vereist dat het voor de betrokkene duidelijk is wat hem wordt verweten. Door de tegenstrijdige verklaringen was er gerede twijfel ontstaan over de verweten gedraging. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 109,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.187,- toegewezen aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11049720 \ MB VERZ 24-478
CJIB-nummer : 4062 5422 5505 7560
uitspraakdatum : 27 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar namens gemachtigde was mr. H. Iaazza aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende/deugdelijk bevestigde helm op de Slingerweg te Breda op 6 januari 2023 om 22:14 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft tijdens het rijden een helm gedragen en heeft deze helm ook deugdelijk bevestigd. De verklaringen van de verbalisant in het zaakoverzicht en in het aanvullend proces-verbaal zijn tegenstrijdig. In het zaakoverzicht heeft de verbalisant verklaard dat betrokkene een helm droeg, maar deze niet deugdelijk op zijn hoofd was bevestigd. In het aanvullend proces-verbaal verklaart de verbalisant dat betrokkene geen helm droeg. Door deze stand van zaken is gerede twijfel ontstaan omtrent de vraag of de verweten gedraging is verricht. Gemachtigde verzoekt om vernietiging van de sanctiebeschikking en om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat betrokkene de gedraging betwist. De twee verschillende verklaringen van de verbalisant zijn tegenstrijdig waardoor betrokkene niet op de hoogte is van wat hem wordt verweten.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is bijzonder dat de verbalisant in het zaakoverzicht verklaart dat de kinband niet gesloten is en dat dezelfde verbalisant in het proces-verbaal verklaart dat betrokkene geen helm droeg. De zittingsvertegenwoordiger heeft bij de betreffende verbalisant aanvullende informatie opgevraagd, maar hij heeft nagelaten daar een reactie op te geven.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij houdt de kantonrechter rekening met de rechtszekerheid. Het moet duidelijk zijn wat er aan een betrokkene wordt verweten. Voor betrokkene is het niet duidelijk wat hem in dit geval wordt verweten en dit wordt ook niet opgehelderd door middel van een aanvullend proces-verbaal. Hierdoor is de kantonrechter van oordeel dat er voldoende twijfel is ontstaan. De kantonrechter geeft betrokkene het voordeel van de twijfel. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 1.187,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.187,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: