ECLI:NL:RBZWB:2024:9572

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
10905433 \ MB VERZ 24-86
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 21 augustus 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de gemachtigde was vertegenwoordigd door een zittingsvertegenwoordiger.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De gemachtigde heeft geen inhoudelijke beroepsgronden aangevoerd, maar heeft wel verzocht om een proceskostenvergoeding en een matiging van de boete. De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar heeft ook erkend dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25%.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, aangezien de boete op 13 september 2022 was opgelegd en de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor werd de boete gematigd tot € 75,- plus administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie opgedragen om het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel had betaald, terug te betalen. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 27 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10905433 \ MB VERZ 24-86
CJIB-nummer : 6062 5422 5242 6788
uitspraakdatum : 27 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mevrouw [naam 1] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar namens gemachtigde was mevrouw [naam 2] aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor allee motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 21 augustus 2022 om 14:46 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene een pro-forma beroep ingediend. Gemachtigde stelt dat betrokkene zich niet met de beslissing kan verenigen en verzoekt om een nader termijn voor het indienen van aanvullende gronden. Betrokkene ontkent de gedraging, de bevoegdheid van de verbalisant en de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen. Ook voert gemachtigde aan dat de redelijke termijn is overschreden. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Ter zitting heeft gemachtigde geen nadere beroepsgronden aangevoerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren, maar wel een matiging van 25% toe te passen aangezien er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Gemachtigde heeft ook geen inhoudelijke beroepsgronden aangevoerd. De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 13 september 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: