ECLI:NL:RBZWB:2024:9573

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11040756 \ MB VERZ 24-443
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Visserstraat in Breda op 28 augustus 2022. Betrokkene, woonachtig in België, heeft via zijn gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, maar betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door middel van foto’s en schouwrapporten. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van behandeling, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 437,50. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bebording en de toepassing van het beleidskader voor verkeershandhaving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11040756 \ MB VERZ 24-443
CJIB-nummer : 1062 5422 5224 9946
uitspraakdatum : 27 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Visserstraat 1 te Breda op 28 augustus 2022 om 13:10 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene is woonachtig in België en kent Breda niet goed. De GPS heeft betrokkene langs deze weg gestuurd. Via Google Maps staan er, volgens betrokkene, camera’s met een blauw bord eronder die door middel van een witte pijl de richting van de straat aangeven. De bebording is, volgens betrokkene en gemachtigde, onduidelijk en dubbelzinnig. Gemachtigde stelt dat de officier van justitie op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet handelen overeenkomstig de beleidsregels die zijn neergelegd in de Beleidsregels en het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (hierna: Beleidskader). Op grond van het beleidskader dient er eerst een waarschuwingsperiode te volgen en een waarschuwingsbrief naar de kentekenhouder te sturen en verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit het dossier blijkt niet dat de gemeente is overgegaan tot het opsturen van waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding, op eigen rekening, toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft ter zitting een proces-verbaal en een aanvullend proces-verbaal overhandigt, waaruit de waarschuwingsperiode blijkt. In het dossier zijn foto’s van de gedraging en schouwrapporten van de pleeglocatie aanwezig waardoor de gedraging, volgens de zittingsvertegenwoordiger, kan worden vastgesteld. De zittingsvertegenwoordiger is van mening dat de Vissersstraat is ingericht als een voetgangersgebied en verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Daarbij is de betreffende camera zodanig ingesteld dat de camera pas afgaat op het moment dat een voertuig het voetgangersgebied inrijdt. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de foto - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit het proces-verbaal blijkt dat de gemeente Breda een beginperiode heeft gehanteerd van 1 januari 2022 tot 31 mei 2022. In die periode werd volstaan met een waarschuwing. Na deze periode is overgegaan tot het verbaliseren van de overtredingen met betrekking tot de geslotenverklaring op de Visserstraat. In de onderhavige zaak is de pleegdatum 28 augustus 2022. Dit is dus na de beginperiode. Er hoefde dus geen waarschuwingsbrief te worden verzonden. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. De kantonrechter is, gelet op de wegindeling en de bebording zoals die te zien zijn op de foto, van oordeel dat voldoende blijkt dat het gaat om een voetgangersgebied. De bestrating bestaat over de gehele breedte uit dezelfde stenen en er is geen stoeprand. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldaan aan het beleidskader. Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat er op de pleeglocatie sprake is van duidelijke bebording die een weggebruiker dient waar te nemen en vervolgens daarnaar te handelen. Dat betrokkene uit België komt, maakt dat niet anders.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 17 september 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De kantonrechter zal een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: