Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Adviesbureau Skandara B.V., had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op het kruispunt Princeville (A16) te Breda op 7 juli 2022. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel vertegenwoordigd door mr. H. Iaazza.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door verklaringen van twee verbalisanten. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om de verklaring van de verbalisanten te weerleggen. Echter, de kantonrechter erkende ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de beslissing van de officier van justitie, waardoor de boete werd verlaagd tot € 262,50 plus administratiekosten.
Daarnaast werd er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, die berekend werd op € 875,-. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het bedrag van € 87,50 dat de betrokkene te veel had betaald als zekerheid, terug te betalen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel.