ECLI:NL:RBZWB:2024:960

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417947 / FA RK 24/154
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging in het kader van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1996. De officier van justitie had verzocht om wijziging van de zorgmachtiging die eerder op 3 april 2023 was afgegeven. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. Z. Yeral, aanwezig waren, evenals verpleegkundigen die de situatie van de betrokkene toelichtten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgmachtiging niet langer volstaat en dat er sprake is van een (dreigende) noodsituatie, zoals bedoeld in artikel 8:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene heeft aangegeven dat hij de verplichte zorg als te beperkend ervaart, maar de rechtbank oordeelt dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging noodzakelijk is om de veiligheid van de betrokkene en de maatschappij te waarborgen. De rechtbank heeft de zorgvormen uitgebreid met het beperken van de bewegingsvrijheid, het uitoefenen van toezicht, en het opnemen in een accommodatie, voor de duur van de zorgmachtiging tot en met 3 april 2024.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorgvormen evenredig, effectief en veilig zijn. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Willemsen en schriftelijk uitgewerkt op 22 januari 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417947 / FA RK 24/154
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 15 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans verblijvende te [plaats 1] , GGZ WNB, [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H.A. van der Hout te Roosendaal.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 januari 2024, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 3 april 2023 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van de zorgverantwoordelijke d.d. 28 december 2024;
- het advies van de geneesheer-directeur d.d. 10 januari 2024;
- de medische verklaring d.d. 3 januari 2024;
- het zorgplan d.d. 9 januari 2024;
- de mondelinge beslissing van deze rechtbank van 3 april 2023, schriftelijk bevestigd op 17 april 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 januari 2024, op voormelde locatie.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal;
- de heer [naam 1] , verpleegkundig specialist.
Tevens was aanwezig, maar is niet gehoord:
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundig specialist in opleiding.

2.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de thans geldende zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene aldus te wijzigen, dat als verplichte zorgvormen:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opname in een accommodatie,
voor de resterende duur van bedoelde machtiging kunnen worden toegepast.

3.De standpunten

3.1
Betrokkene antwoordt op de vraag van de behandelend rechter hoe het met hem gaat dat het naar behoren gaat, maar dat de verplichte opname door hem wel als een isolement wordt ervaren. Dit terwijl hem is voorgehouden dat er wordt toegewerkt naar een begeleid wonentraject. Daarbij hoort in zijn opvatting het toekennen van extra vrijheden, maar dat ziet hij momenteel niet terug. Ook ziet hij tijdens zijn opname andere vreemde dingen gebeuren. Zo was hem aan het begin van de opname toegezegd dat hij Haldol medicatie toegediend zou krijgen. Echter krijgt hij in plaats daarvan ‘blanco’ medicatie in tabletvorm toegediend, waarvan hij zeker weet dat die niet helpend is. Verder wijst hij erop dat hij na hem toegekende vrijheden te hebben overtreden steeds weer eigener beweging naar de Ggz instelling is teruggekeerd. Betrokkene deelt ten slotte mede dat hij tien bedrijven heeft, die allemaal winstgevend zijn.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat bij betrokkene van een psychotische toestand sprake is in de vorm van hallucinaties, paranoïdie en grootheidswanen. Momenteel staat middelen gebruik door betrokkene op de voorgrond. Daarover kan hij in elk geval melden dat betrokkene circa twee tot drie weken geleden niet van een hem toegekende vrijheid om de instelling te verlaten is teruggekeerd. Achteraf bleek dat hij naar een coffeeshop was gegaan en hij daar cannabis heeft gebruikt. Dergelijke acties zorgen ervoor dat de behandeling van betrokkene wordt belemmerd, nu middelen gebruik nadrukkelijk voor toenemende psychotische ontregeling bij betrokkene zorgt. Betrokkene heeft zich ook al in een eerder stadium aan de noodzakelijke behandeling onttrokken door de afdeling te ontvluchten, terwijl vervolgens bleek dat hij in [plaats 2] en in [plaats 3] was geweest. Hij kan achter het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging staan. Het toepassen van de aldus verzochte extra zorgvormen voor de nog resterende beperkte duur van de lopende zorgmachtiging acht hij noodzakelijk voor die situaties waarin betrokkene zich opnieuw aan de zorg onttrekt, zoals door de afdeling te ontvluchten en hij wederom middelen gaat gebruiken. Ten slotte acht hij van belang op te merken dat voor betrokkene naar een andere geschikte begeleide woonvorm wordt gezocht, nu hij voor Leger des Heils (Domus) is afgewezen.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat in de opvatting van betrokkene er sinds de behandeling van het laatste verzoek tot het verlenen van een machtiging verplichte zorg in april 2023 geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die maken dat een wijziging van de geldende zorgmachtiging op dit moment noodzakelijk is. Verder krijgt betrokkene in zijn opvatting niet de medicatie geboden die hem eerder is toegezegd. Betrokkene zal bovendien naar alle waarschijnlijkheid worden aangemeld voor begeleid wonen. Hij dient de gelegenheid te krijgen om vooruitlopend daarop aan de opbouw van extra vrijheden te gaan werken. Bij elkaar maakt dit dat hij namens betrokkene het standpunt inneemt dat het voorliggend verzoek tot wijziging zorgmachtiging moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1
Ten aanzien van betrokkene is bij beschikking van 3 april 2023 een zorgmachtiging
afgegeven voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid, bij opname telkens voor de maximale duur van
drie maanden;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene, bij opname telkens voor de maximale duur van
drie maanden;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg
hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het onderhouden van
contact met het FACT-team;
- opnemen in een accommodatie, bij decompensatie telkens voor de maximale duur van
drie maanden,
onder bepaling dat de machtiging geldt tot en met 3 april 2024.
4.2
Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, welke door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Om deze noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- opnemen in een accommodatie.
4.3
Gebleken is dat deze vormen van zorg, die niet zijn opgenomen in de zorgmachtiging, ook na verloop van drie maanden moeten worden voortgezet. Daartoe overweegt de rechtbank dat gedurende de behandeling er bij betrokkene regelmatig van een terugval in middelen gebruik sprake is. Bij elke terugval komen de psychotische klachten opnieuw op de voorgrond te staan. Dit zorgt er tevens voor dat er voor betrokkene nog geen geschikte begeleide woonlocatie wordt gevonden. Betrokkene kan niet langer bij zijn ouders verblijven wegens agressie incidenten in het verleden. De medicatie wordt op dit moment zo optimaal mogelijk ingesteld zodat betrokkene zelf geen of minimale hinder van de toename in psychotische klachten ondervindt.
Indien de klinische opname op dit moment zou worden beëindigd zal daarmee ook de structuur wegvallen en het middelengebruik naar verwachting toenemen met als risico dat betrokkene na weer een terugval forser zal ontregelen dan tot nu toe het geval was. Daarbij neemt de rechtbank meer specifiek in aanmerking dat betrokkene in een eerdere periode, waarin hij zich onttrok aan de zorg, met de auto van zijn vader naar Parijs is gereden, hij daaraan vervolgens schade heeft veroorzaakt en daarop in psychotisch ontregelde toestand is opgenomen en dat hij nadien naar Brussel is afgereisd en vervolgens in beeld van de marechaussee is gekomen, omdat hij het idee had te moeten helpen met het bestrijden van terrorisme.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de aldus verzochte wijziging van de zorgmachtiging. Hij laat blijken dat hij de verplichte zorgvormen zoals die momenteel worden toegepast als te vrijheidsbeperkend ervaart en dat die hem belemmeren in het proces dat erop is gericht hem begeleid te laten wonen. Ook onderkent hij niet de noodzaak en het belang van het blijven gebruiken van de hem voorgeschreven medicatie.
4.5
Gebleken is dat er althans op dit moment geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.6
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- het uitoefenen van toezicht;
- opnemen in een accommodatie, voor de maximale duur van de zorgmachtiging, te weten voor een periode tot en met 3 april 2024.
Daarnaast zal rekening houdend met het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, op grond van artikel 6:4, tweede lid Wvggz (met betrekking tot het ambtshalve opnemen van vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging), aanvullend als verplichte vorm van zorg in deze machtiging worden opgenomen:
- controleren op de aanwezigheid van gedragbeïnvloedende middelen,
eveneens voor een periode tot en met 3 april 2024.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijzigt de bij beschikking van 3 april 2023 verleende zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat naast de daarvan al deel uitmakende verplichte zorgvormen tevens de volgende maatregelen - bij wijze van verplichte zorg - kunnen worden getroffen:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- het uitoefenen van toezicht;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze maatregelen kunnen worden toegepast voor de duur van de lopende zorgmachtiging, te weten tot en met 3 april 2024.
Deze beschikking is op 15 januari 2024 mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door Baremans als griffier, en op 22 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.