ECLI:NL:RBZWB:2024:962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417488 / FA RK 23/6078
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1942. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van de noodzaak voor opname in een woonzorgaccommodatie, gezien de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, die lijdt aan dementie. De cliënt is volledig afhankelijk van zorg en ondersteuning van zijn echtgenote en thuiszorg, maar weigert elke vorm van hulp van derden, wat leidt tot spanningen en overbelasting van zijn echtgenote.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn echtgenote, zijn zoon en de casemanager dementie. De casemanager bevestigde de noodzaak van opname, terwijl de cliënt zelf aangaf geen hulp nodig te hebben. De advocaat van de cliënt betwistte de noodzaak van opname en pleitte voor alternatieve zorgvormen. De rechtbank concludeerde dat de psychogeriatrische aandoening van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing.

De rechtbank oordeelde dat de gevraagde opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 15 juli 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Willemsen en schriftelijk uitgewerkt op 22 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417488 / FA RK 23/6078
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 15 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. Z. Yeral te Roosendaal.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 december 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 13 november 2023;
- het indicatiebesluit van 6 december 2023;
- de medische verklaring van 19 december 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 januari 2024, aan voormeld adres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , echtgenote van cliënt;
- de heer [naam 2] , zoon van cliënt en zijn echtgenote;
- mevrouw [naam 3] casemanager dementie.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt antwoordt op de vraag van de behandelend rechter hoe het met hem gaat “goed, ik heb verder niets nodig”. Vervolgens houdt de behandelend rechter cliënt voor dat uit de medische verklaring volgt dat een opname in een woonzorgaccommodatie nodig is. Cliënt antwoordt daarop met “nee” en met “ik heb geen hulp nodig”.
3.2
De casemanager dementie brengt naar voren dat bij cliënt dementie is gediagnostiseerd. Cliënt is voor de algemene dagelijkse handelingen waaronder zijn persoonlijke verzorging volledig afhankelijk van zorg en ondersteuning van anderen, die deels door zijn echtgenote en deels door aanvullende thuiszorg wordt geboden. Cliënt behoeft daarnaast 24-uurs toezicht uit oogpunt van zorg maar ook wegens dwaalgedrag buitenshuis. Zij kan achter het onderhavige verzoek staan. Daartoe acht zij van belang dat cliënt de door zijn echtgenote geboden zorg accepteert, maar dat hij wat de deels door de thuiszorg geboden hulp en ondersteuning betreft achteraf duidelijk laat blijken dat hij het daar niet mee eens is. Dit geldt evenzeer voor de dagbesteding die geprobeerd is om in te zetten, mede bedoeld om zijn echtgenote te ontlasten. Telkens wanneer de thuiszorg is vertrokken of iemand van de dagbesteding langs is geweest wordt hij agressief naar zijn echtgenote. Dit zorgt voor veel spanningen en onrust met name voor zijn echtgenote, temeer nu zij overdag en in de nachtelijke uren beschikbaar dient te zijn voor ondersteuning en waar nodig het houden van toezicht. Zij is daardoor overbelast geraakt. Client weigert iedere inzet van derden.
3.3
De zoon van cliënt merkt op dat hij het door de casemanager dementie beschreven toestandsbeeld van zijn vader onderschrijft. Hij merkt op dat, nu zijn vader andere zorg en ondersteuning dan die door zijn moeder wordt geboden eigenlijk niet nodig vindt, er daardoor een situatie is ontstaan, die voor zijn moeder, die intussen op leeftijd is en diabetes heeft, te zwaar is geworden. De schoondochter van cliënt sluit zich daarbij aan.
3.4
De echtgenote van cliënt geeft aan dat zij haar echtgenoot bij algemene dagelijkse handelingen zoals het aan- en uitkleden en toiletbezoek fysiek moet ondersteunen. Haar echtgenoot accepteert daarbij geen andere ondersteuning dan die van haar. Zij merkt dat die taak voor haar zeker in fysiek opzicht te zwaar is.
3.5
De advocaat van cliënt voert aan dat hij op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling niet betwist dat bij zijn cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis en van daardoor veroorzaakt ernstig nadeel. Echter doet zich in zijn visie niet de situatie voor dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden voorhanden zijn om bedoeld ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Immers kan de echtgenote van cliënt extra worden ontlast middels het inzetten van aanvullende externe zorg in ambulante vorm. Namens zijn cliënt stelt hij zich daarom op het standpunt dat het voorliggend verzoek moet worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten dementie.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade voor een ander;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor een ander;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
De rechtbank ziet de inzet van aanvullende externe thuiszorg in ambulante vorm - bij wijze van minder ingrijpende mogelijkheid - niet als een reëel alternatief om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat cliënt heeft laten zien elke vorm van zorg en ondersteuning, anders dan die door zijn echtgenote wordt geboden, niet nodig te vinden en die ook niet te willen accepteren. Cliënt laat dit nadrukkelijk blijken telkens wanneer de externe thuiszorg of de medewerker van de dagbesteding vertrokken is door middel van boze en opstandige reacties naar zijn echtgenote. Dit zorgt bovendien voor extra onrust en spanningen bovenop de al zware taak die op zijn echtgenote als mantelzorger/toezichthouder rust.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen een opname en verblijf zoals verzocht.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats];
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 15 juli 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 22 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.