ECLI:NL:RBZWB:2024:963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417266 / FA RK 23/5987
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en verplichte zorg in het kader van geestelijke gezondheidszorg

Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1963. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die bij het Leger des Heils woont, heeft in het verleden te maken gehad met psychoses en drugsgebruik, maar betwistte de noodzaak van verplichte zorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de betrokkene zelf en haar advocaat, mr. G.J. Woodrow. De rechtbank constateerde dat de medische verklaring die ter onderbouwing van het verzoek was ingediend, niet overeenkwam met de actuele situatie van de betrokkene. De casemanager en persoonlijk begeleider gaven aan dat er recent geen conflicten of bedreigende situaties meer waren, wat de noodzaak van de zorgmachtiging in twijfel trok. De rechtbank besloot de behandeling van het verzoek aan te houden tot er een geactualiseerde medische verklaring beschikbaar was, waarin het actuele toestandsbeeld van de betrokkene zou worden beoordeeld. De beslissing om de mondelinge behandeling aan te houden werd op 13 februari 2024 pro forma bevestigd, in afwachting van de nieuwe medische verklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417266 / FA RK 23/5987
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 10 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1963 te [plaats] ,
wonende bij [locatie] , Leger des Heils, [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.J. Woodrow te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 december 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 18 december 2023;
- de medische verklaring van 29 november 2023;
- een zorgplan van 9 november 2023;
- een zorgkaart van 6 december 2023;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 januari 2024, in voormelde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam 1] , casemanager FACT;
- de heer [naam 2] , persoonlijk begeleider;
- de heer [naam 3] , casemanager Ggz.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat in de medische verklaring is opgenomen dat er bij haar sprake zou zijn van schizofrenie. Zij heeft echter geen psychische stoornis. Wel heeft zij eerder een psychose van beperkte omvang gehad. Zij gebruikte toen Haldol. Zij is daarmee gestopt toen zij dit niet meer nodig vond. Ook is er bij haar al een tijd lang geen sprake meer van een middelenverslaving. Zij kampt op dit moment alleen nog met wat slaapproblemen. Wat zij daarvoor nodig heeft is Diazepam en slaapmedicatie en daar kan het bij blijven. Er is dus voor een machtiging verplichte zorg geen enkele aanleiding. Op de vraag van de behandelend rechter hoe zij aankijkt tegen de meldingen in de medische verklaring, duidend op meerdere agressieve en bedreigende acties van haar binnen de locatie van [locatie] naar zorgverleners, begeleiders en medebewoners antwoordt betrokkene dat ook dit niet klopt. Het tegendeel is hier aan de orde, nu zij aan haar medebewoners die bij haar komen met hun persoonlijke verhaal of met klachten over de Ggz zorgverlening een luisterend oor biedt. Wel heeft zij een maal, toen een mannelijke medebewoner haar genitaliën aanraakte, een mes gepakt bij wijze van waarschuwing dat hij daarmee moest ophouden. Zij benadrukt ten slotte dat zij niet langer door de Ggz behandeld wenst te worden. Deze zorgverlening heeft haar eerder het gevoel bezorgd niet langer welkom te zijn en is bovendien niet open en eerlijk naar haar en wil haar medicatie laten gebruiken, waar zij het niet mee eens is.
3.2
De casemanager FACT brengt naar voren dat de Ggz al geruime tijd bekend is met de situatie van betrokkene. Aanvankelijk kreeg betrokkene begeleiding en onderdak via SMO te Tilburg. Sinds anderhalf jaar verblijft zij bij [locatie] (Leger des Heils). Zij is meermalen, zij het met onderbrekingen, in behandeling geweest in verband met recidiverende psychoses en drugsgebruik. Zij wordt momenteel begeleid door FACT. Betrokkene accepteerde aan-vankelijk de toediening van depotmedicatie, maar inmiddels werkt zij daar niet meer aan mee. Sindsdien wordt een geheel ander (gedrags)beeld van betrokkene gezien, wat maakt dat het onzeker is geworden of haar verblijf binnen [locatie] kan worden voortgezet. Betrokkene laat blijken dat zij kampt met waanbeelden, die ervoor zorgen dat zij zichzelf ten opzichte van de medebewoners een andere positie toebedeelt. Dit heeft meermalen geleid tot conflicten tussen haar en medebewoners en tot overlastmomenten, zoals in de medische verklaring nader omschreven. Betrokkene heeft in verband met haar psychiatrisch toestandsbeeld orale medicatie voorgeschreven gekregen. Echter wordt betwijfeld of zij die consequent gebruikt. De casemanager kan daarom achter de verzochte zorgmachtiging staan, nu dit de mogelijkheid biedt om betrokkene in een verplicht kader in een andere daarvoor toegeruste klinische setting in voldoende mate op werkzame medicatie in te stellen. Als de op dit moment noodzakelijke zorgvormen benoemt hij het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid, het opnemen in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Of/in hoeverre insluiten als verplichte zorgvorm toegepast zal dienen te worden is afhankelijk van de bereidheid bij betrokkene om aan de behandeling te (blijven) meewerken en hangt ook samen met situaties die zich mogelijk kunnen gaan voordoen, waarvoor een tijdelijke plaatsing in een prikkelarme omgeving noodzakelijk is. Over de te verwachten opnameduur voor het klinisch instellen van betrokkene op medicatie kan hij op dit moment geen uitspraak doen.
3.3
De casemanager Ggz sluit zich aan bij hetgeen door de casemanager FACT naar voren is gebracht. De persoonlijk begeleider voegt daaraan toe dat hem uit een gesprek dat hij zojuist met een collega medewerker voerde is gebleken dat er zich in de afgelopen weken rondom betrokkene geen conflicten of anderszins bedreigende situaties hebben voorgedaan. Daarvan uitgaande lijkt het erop dat de incidenten, zoals vermeld in de medische verklaring, zien op een periode, die niet langer overeenstemt met de actualiteit. Wel komt het nog regelmatig voor dat betrokkene zich naar de begeleiding en medebewoners mopperend en boos uit laat en zij opmerkelijke teksten opschrijft. Ten slotte wijst hij erop dat in zijn algemeenheid het leefmilieu binnen [locatie] met zich brengt dat het verkeerd interpreteren door medebewoners van elkaars uitingen en signalen soms tot onderlinge conflicten leidt.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij vaststelt dat het toestandsbeeld van zijn cliënt, zoals omschreven in de medische verklaring niet past bij het beeld zoals dat ten tijde van de mondelinge behandeling bij hem is ontstaan. De medische verklaring is van
29 november 2023, wat betekent dat er intussen alweer enige tijd is verstreken. Hoewel niet valt uit te sluiten dat betrokkene een kortdurende psychose heeft gehad, lijkt het er niet op dat zij op dit moment nog in psychotische toestand verkeert. Daarbij betrekt hij dat zijn cliënt inhoudelijk adequaat reageert op de aan haar gestelde vragen en zij ook zelf zaken die haar bezig houden duidelijk weet te benoemen. Hij ziet op grond van zijn huidige bevindingen bij zijn cliënte nog een zekere zorgbehoefte, echter kan in zijn visie althans op dit moment niet worden gesproken van een situatie waarin zij nog (langer) wilsonbekwaam is.
Op grond van zijn bevindingen stelt de advocaat zich namens betrokkene primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt hij subsidiair de behandeling van het verzoek aan te houden, om betrokkene in de gelegenheid te stellen te laten zien dat zij de huidige situatie, waarin er niet langer van incidenten en overlast sprake is, weet te handhaven. Indien de rechtbank ook deze lijn niet volgt verzoekt hij meer subsidiair de beslissing op het voorliggend verzoek aan te houden, met opdracht aan de beoordelend onafhankelijk psychiater om op basis van nader onderzoek een nieuwe medische verklaring af te geven, met daarin een geactualiseerde weergave van het toestandsbeeld van betrokkene in relatie tot het voorliggende verzoek.

4.Beoordeling

4.1
Op grond van de inhoud van de stukken - meer specifiek de medische verklaring - en de mondelinge behandeling constateert de rechtbank dat het er naar uitziet dat de bij het verzoekschrift overgelegde medische verklaring inhoudelijk niet overeenkomt met de actualiteit.
4.2
In de medische verklaring is - ter onderbouwing van het verzoek tot het verlenen van een machtiging verplichte zorg - opgemerkt dat sprake is van een psychotisch toestandsbeeld in de vorm van betrekkingswanen. Ook wordt melding gemaakt van agressief en bedreigend gedrag van betrokkene en van daardoor veroorzaakte overlast, waaronder voor de andere bewoners en roept zij daardoor agressie van anderen over zichzelf af. Betrokkene brengt daardoor haar verdere verblijf bij [locatie] in gevaar. De haar voorgeschreven medicatie neemt betrokkene wisselend in, zij zegt deze eigenlijk niet nodig te hebben.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is door de casemanager FACT aangegeven dat het onzeker is geworden of het verblijf van betrokkene binnen [locatie] kan worden voortgezet. Om in die situatie verandering te brengen acht hij het noodzakelijk dat betrokkene in een verplicht kader in een andere daarvoor toegeruste klinische setting opnieuw op de juiste werkzame medicatie wordt ingesteld.
4.3
Uit informatie van de persoonlijk begeleider is gebleken dat zich na het opstellen van bedoelde medische verklaring gedurende een aantal weken rondom betrokkene geen conflicten of anderszins bedreigende en/of overlast gevende situaties meer hebben voorgedaan. Voorts wordt geconstateerd dat betrokkene inhoudelijk redelijk adequaat reageert op de aan haar gestelde vragen en dat zij ook zelf zaken die haar bezig houden duidelijk weet te benoemen.
4.4
Gelet op het voorgaande en gezien de datum van de medische verklaring, is de rechtbank van oordeel dat de medische verklaring geactualiseerd dient te worden. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding de behandeling van het voorliggende verzoek aan te houden,
met opdracht aan de officier van justitieom de al betrokken beoordelend onafhankelijk psychiater op basis van nader onderzoek een geactualiseerde medische verklaring af te laten geven en deze medische verklaring aan het dossier toe te voegen.
De onafhankelijk psychiater wordt verzocht om in die medische verklaring in te gaan op het actuele toestandsbeeld van betrokkene bezien in relatie tot het voorliggende verzoek tot het verlenen van een machtiging verplichte zorg aan de hand van de daarvoor geldende wettelijke criteria.
De behandeling van het voorliggende verzoek zal worden aangehouden tot de hierna in het dictum vermelde pro forma datum, in afwachting van de ontvangst van de hiervoor bedoelde medische verklaring, welke tevens in afschrift aan de advocaat van betrokkene dient te worden toegezonden. Na ontvangst van de nieuwe medische verklaring zal de rechtbank zo spoedig mogelijk een nieuwe datum voor de voortzetting van de mondelinge behandeling van het voorliggende verzoek bepalen, waarvoor betrokkene en haar advocaat en de heer [naam 1] , de heer [naam 2] en de heer [naam 3] zullen worden opgeroepen.
4.5
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
houdt de mondelinge behandeling van het verzoek aan tot
13 februari 2024 PRO FORMA, zulks in afwachting van de geactualiseerde medische verklaring, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 4.4 overwogene;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Pellikaan, rechter en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier en schriftelijk bevestigd op 22 januari 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.