Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Deze maatregel was eerder opgelegd op 11 januari 2024 en betreft een verzoek van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1974 en momenteel verblijvend in de accommodatie Ggz Breburg, heeft een turbulente periode doorgemaakt met onhebbelijk gedrag, wat leidde tot zijn opname.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2024 waren de betrokkene en zijn advocaat aanwezig, evenals de behandelend arts. De officier van justitie was niet aanwezig. De betrokkene heeft aangegeven dat zijn toestand is verbeterd, maar dat hij nog aanvullende zorg nodig heeft. De behandelend arts bevestigde dat er een risico op ernstig nadeel bestaat, waaronder zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, indien de betrokkene nu zou worden ontslagen.
De rechtbank heeft de argumenten van de betrokkene en zijn advocaat gehoord, maar concludeerde dat er nog steeds sprake is van een vermoedelijke psychische stoornis die leidt tot onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat er een minder bezwarend alternatief is en dat de wettelijke vereisten voor voortzetting van de crisismaatregel niet zijn voldaan. Het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel is daarom afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Willemsen en schriftelijk uitgewerkt op 22 januari 2024.