ECLI:NL:RBZWB:2024:966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417685 / JE RK 24-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 18 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de moeder van [minderjarige] als belanghebbende aangemerkt en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als informant. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 3 januari 2024 bij de rechtbank is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 januari 2024.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die bij haar woont. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige], vooral door de problematiek van de moeder, waaronder verslavingsproblematiek en conflicten met buren. De Raad heeft eerder onderzoek gedaan en geconcludeerd dat er op dat moment geen ernstige bedreiging was voor de ontwikkeling van [minderjarige], maar dat er wel aandachtspunten waren. De moeder heeft echter niet voldoende meegewerkt aan de voorgestelde hulpverlening, wat heeft geleid tot de huidige situatie.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de zorgen rondom de ontwikkeling van [minderjarige] meegewogen, evenals de onrust in de thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de veiligheid en stabiliteit voor [minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van één jaar, met als doel dat [minderjarige] opgroeit in een veilige en stabiele opvoedsituatie, met voldoende emotionele en fysieke beschikbaarheid van de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417685 / JE RK 24-12
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 januari 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
18 januari 2024.
Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, vergezeld door de heer [naam 1] , ondersteuner;
  • mevrouw [naam 2] , vertegenwoordigende de GI;
  • mevrouw [naam 3] en mevrouw [naam 4] , vertegenwoordigende de Raad.

2.De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de verzoeker

Namens de Raad is in de eerste plaats opgemerkt dat op basis van eerder onderzoek door de Raad in juni 2023 is geconcludeerd dat er op dat moment geen sprake was van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . De Raad zag wel aandachtspunten ten aanzien van structureren/plannen, opvoedershandelen en persoonlijke problematiek van de moeder. Daarom werd de moeder geadviseerd haar volledige medewerking te verlenen aan een traject gericht op Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (hierna: IAG). Dit hield in dat de moeder het volledige traject van zeven maanden diende te doorlopen en zij afspraken daaromtrent met de hulpverlening diende na te komen. Besproken is in dat verband met de moeder dat, indien zij niet of onvoldoende zou meewerken aan de IAG en dit een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] tot gevolg zou hebben, er binnen zes maanden een terugmelding zou volgen. Daarop is gebleken dat het de moeder onvoldoende lukte zich aan de afspraken met IAG te houden, waardoor dit traject is stopgezet.
Ter onderbouwing van het actuele verzoek tot ondertoezichtstelling is namens de Raad schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - het navolgende aangevoerd.
[minderjarige] woont bij haar moeder. Er is geen contact tussen de ouders en er is geen contact tussen de vader en [minderjarige] . Het huidige woonadres van de vader is onbekend. In Juni 2017 is Veilig Thuis betrokken geraakt wegens verslavingsproblematiek op meerdere vlakken van de moeder en agressie/geweld in de relatiesfeer. [minderjarige] is getuige geweest van huiselijk geweld. Zij heeft een ontwikkelingsachterstand opgelopen, waarvoor logopedie wordt ingezet.
Er is sprake geweest van veelvuldig ziekteverzuim bij [minderjarige] waardoor zij veel lesstof heeft gemist. Desondanks heeft zij sprongen in haar taal- en rekenontwikkeling weten te maken en heeft zij haar achterstand redelijk ingehaald. Ook is zij inmiddels voldoende aanwezig op school. [minderjarige] ziet er goed verzorgd uit. Dit alles neemt niet weg dat de moeder als opvoeder/verzorger niet of althans onvoldoende beschikbaar is voor [minderjarige] en zij onvoldoende zicht heeft op wat [minderjarige] van haar vraagt, omdat er sprake is van problematiek bij de moeder. Mogelijk gaat het ook (nog) om verslavingsproblematiek. Er is getracht door middel van ondersteuning vanuit diverse hulpverlenende instanties, waaronder ASVZ en CJG daarvoor hulpverlening in te zetten, zoals op het gebied van opvoedondersteuning, alsook een IAG traject. Echter is al deze hulpverlening vroegtijdig beëindigd, omdat het de moeder onvoldoende lukte zich aan gemaakte afspraken te houden.
Gezien wordt dat sprake is van een liefdevolle band tussen de moeder en [minderjarige] en dat de moeder haar uiterste best doet. Zij kampt echter met individuele problemen op meerdere vlakken. Daarbij komen nog de problemen in de vorm van conflicten tussen haar en buren in haar appartementencomplex, die ervoor hebben gezorgd dat de woningbouwvereniging maatregelen heeft aangekondigd. De moeder ontvangt momenteel ondersteuning vanuit Bemoeizorg, waarvan zij ook daadwerkelijk gebruik maakt. Echter heeft de problematiek in al zijn omvang er toe geleid dat zij continue spanning en stress ervaart. Daardoor is een situatie ontstaan, waarin de draaglast zodanig zwaar is gaan wegen dat die haar draagkracht ruimschoots overstijgt. Daarbij komt dat tot nu toe de moeder hulpverlening niet langdurig weet vast te houden.
Meer specifiek waar het [minderjarige] betreft zijn er zorgen over de opstelling die zij laat zien. Zij kent veel onrust en wellicht ook stress door de omstandigheden in haar gezinssituatie bij de moeder, maar zij geeft daaraan geen uiting. Daardoor is de indruk ontstaan dat zij continu in de overlevingsstand zit. Zij dient voldoende ruimte en gelegenheid te ervaren om te uiten wat haar bezig houdt. Ook dient te worden onderzocht of zij ander gedrag laat zien wanneer zij in een meer rustige en stabiele opvoedsituatie verblijft waar zij voldoende emotionele aandacht en beschikbaarheid van een volwassene/hechtingsfiguur krijgt naast de hechting met haar moeder. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld of voor haar individuele hulpverlening zoals PMT een optie is. Verder is het de wens van IAG om dit traject een nieuwe kans van slagen te geven, zij het binnen het gedwongen kader. Om dit traject voor de moeder zo passend mogelijk te laten zijn is het van belang dat zij open staat en meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek. De moeder heeft daarop al positief gereageerd. De Raad handhaaft het actuele verzoek.

5.De standpunten

De moeder heeft naar voren gebracht dat er bij haar momenteel geen sprake is van problematisch alcoholgebruik. Zij is alleen met Oud en Nieuw één maal in de fout gegaan. Verder heeft zij Ritalin voorgeschreven gekregen, maar is er bij haar van psychotische symptomen geen sprake. Wel blowt zij nog af en toe. Als belangrijkste oorzaak van de situatie waarin zij en [minderjarige] zijn geraakt benoemt de moeder de ontoelaatbare activiteiten en onrust in en rondom haar appartementencomplex. Die zorgen er al zeer geruime tijd voor dat zij en [minderjarige] niet aan hun slaap en rust toekomen. Omdat zij wil dat daar nu eindelijk iets aan wordt gedaan heeft zij binnenkort een gesprek met de woningcorporatie.
De heer [naam 1] sluit zich aan bij hetgeen door de moeder naar voren is gebracht. Hij licht toe dat de ontstane problemen in hoofdzaak worden veroorzaakt door de spannings- en stressvolle woon- en leefsituatie van de moeder en [minderjarige] . Die situatie vormt voor de moeder een directe belemmering om verantwoord en adequaat aan de zorg voor en opvoeding van [minderjarige] uitvoering te geven. Hij acht het daarom voor de moeder en voor [minderjarige] noodzakelijk dat er voor hen zo snel mogelijk een andere woonomgeving wordt gevonden. Daarmee wordt hen de gelegenheid geboden een nieuwe start te maken en kan de moeder laten zien dat zij in een rustigere en stabielere woon- en leefomgeving voor [minderjarige] als een goed verzorger/opvoeder kan fungeren.
De GI merkt op dat het rapport van de Raad laat zien dat er ernstige zorgen zijn rondom het opgroeien en de ontwikkeling van [minderjarige] . Hulpverlening die verplicht is in een ondertoezichtstelling kan helpen om daarin tot concrete stappen te komen. Zij voegt daaraan toe dat er een jeugdzorgwerker beschikbaar is, in het geval dat een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.

6.De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling overweegt de kinderrechter als volgt.
Door de Raad is op twee momenten onderzoek gedaan naar de zorgen rondom de leef-, zorg- en opvoedsituatie van [minderjarige] bij de moeder. Uit het eerste onderzoek heeft de Raad geconcludeerd dat er geen ondertoezichtstelling nodig was, als de moeder mee zou (blijven) werken aan IAG door Prisma. Wel zou er een nieuw onderzoek komen, als de moeder afspraken niet na zou komen. Helaas bleek dat de moeder haar afspraken niet goed na kwam. Toen kwam een nieuw onderzoek door de Raad. Het gaat nu niet beter; de moeder ervaart veel overlast vanuit het appartementencomplex waar zij woont en voelt zich niet serieus genomen. Zij kan niet tot rust komen en raakt steeds verder oververmoeid. De woningbouw heeft juist meldingen gekregen over overlast vanuit de moeder, zodat zelfs maatregelen als een huisuitzetting overwegen. Gelukkig zijn er dhr. [naam 1] en bemoeizorg die samen met de moeder het contact met de woningbouw goed proberen te laten lopen. Naast bemoeizorg en de hulp van dhr. [naam 1] , is er op dit moment niet genoeg ondersteuning om het voor [minderjarige] allemaal goed te laten lopen. Doordat het met Prisma niet goed is gelopen, ziet de kinderrechter nu ook geen mogelijkheid om het nog een keer vrijwillig te proberen. De moeder lijkt het overzicht kwijt te raken, en daarin onhandige keuzes te maken. Er moet meer rust komen voor [minderjarige] . Een ondertoezichtstelling moet hierin helpen. Bemoeizorg kan actief blijven, nu juist de hulpverleenster die daar werkt vanuit het verleden een goede band heeft met de moeder. De gezinsvoogd kan helpen om het overzicht terug te krijgen en de rust terug te brengen in de situatie van [minderjarige] en de moeder. Het is dus bedoeld als een extra steun in de rug voor de moeder en [minderjarige] . Gelet daarop acht de kinderrechter voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling uitspreken van [minderjarige] voor een periode van één jaar.
De doelstellingen waaraan in het kader daarvan gewerkt dient te worden, als vermeld in de rapportage van de Raad, neemt de kinderrechter als zodanig over, te weten:
- [minderjarige] groeit op in een veilige en stabiele opvoedsituatie;
- [minderjarige] kan rekenen op een opvoeder die emotioneel en fysiek beschikbaar voor haar is doordat moeder vat heeft op haar persoonlijke problemen;
- [minderjarige] volgt structureel onderwijs;
- [minderjarige] haar spraak- en taalontwikkeling verloopt leeftijdsadequaat;
- [minderjarige] wordt niet belast met volwassen problemen (geluidsoverlast, problemen met buurtbewoners).

7.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 18 januari 2024 tot 18 januari 2025;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.