ECLI:NL:RBZWB:2024:968

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418225 / FA RK 24/288
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de op 19 januari 2024 opgelegde crisismaatregel voor de betrokkene, geboren in 1990, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat en verschillende medische professionals aanwezig waren. De betrokkene gaf aan dat hij zich niet veel kon herinneren van de crisisopname, maar dat hij dankzij de geboden zorg verbetering ervoer. De arts-assistent en psychiater bevestigden dat de betrokkene aanvankelijk onrustig en agressief was, maar dat er inmiddels verbetering was opgetreden. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel, aangezien de betrokkene bereid was om vrijwillig zorg te accepteren voor een korte periode.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de betrokkene leed aan een psychische stoornis die dreigend ernstig nadeel kon veroorzaken. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene niet verzet tegen de noodzakelijke zorg en dat de verzoeken van de officier van justitie niet konden worden ingewilligd. De rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418225 / FA RK 24/288
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 23 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.J. Woodrow te Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 januari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 19 januari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Tilburg tot het nemen van de crisismaatregel van 19 januari 2024;
- de medische verklaring van 19 januari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , arts-assistent,
- de heer [naam 2] , psychiater.
Tevens was aanwezig, maar is niet gehoord:
- de heer [naam 3] , co-assistent.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat hij zich van de periode rondom de crisisopname niet veel kan herinneren. Hij merkt dankzij de hem geboden zorg, waaronder medicatie toediening, in zijn toestand met name sinds vandaag duidelijk verbetering. Wel begrijpt hij dat er nog stappen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat hij verder stabiliseert. Hij wil daarom aan de zorg die hij nog nodig heeft blijven meewerken, zij het niet verplicht maar in een vrijwillig kader en in ambulante vorm. Dit houdt concreet in dat hij bereid is zijn opname in het ziekenhuis voort te zetten, zij het voor nog maximinaal één tot twee dagen.
3.2
De arts-assistent brengt naar voren dat betrokkene na de opname vanuit de IC op de behandelafdeling zeer onrustig en ook agressief/dreigend gedrag vertoonde waaronder naar verplegend en zorgpersoneel. Er werd op dat moment een delirant beeld waargenomen. De inzet van medicatie bleek noodzakelijk om verdere escalatie te voorkomen. Tevens is tot separatie over gegaan, omdat betrokkene liet blijken hier niet te willen zijn en is tijdelijk fixatie toegepast. Bij betrokkene wordt sinds een tweetal dagen verbetering van zijn situatie gezien, ook blijkt hij in zijn gedrag aanmerkelijk rustiger te zijn geworden. Als mogelijke oorzaak van het delier benoemt hij een longinfectie ofwel een plotselinge middelenonttrekking. Het is in dit stadium zeer de vraag of de exacte oorzaak van de ontstane crisistoestand van betrokkene nog achterhaald kan worden. Voor een volledig herstel van het toestandsbeeld van betrokkene geldt in zijn algemeenheid dat de daaraan onderliggende problematiek moet worden aangepakt. Daarover bestaat er op dit moment nog te weinig duidelijkheid, dit vraagt om nader onderzoek.
3.3
De psychiater sluit zich hierbij aan. Naar op dit moment wordt aangenomen lijkt plotselinge onttrekking aan middelengebruik een cruciale rol te hebben gespeeld in het ontstaan van het delier. Gezien wordt dat er inmiddels bij betrokkene geen sprake meer is van verwardheid, achterdocht en waanbeelden. Voor de nog noodzakelijke nazorg in verband met het delier is naar verwachting nog één opnamedag nodig. Om een nieuwe terugval in de toekomst te voorkomen dient betrokkene de ernst van zijn persoonlijke situatie te erkennen: er is sprake of althans geweest van problematisch middelengebruik, betrokkene heeft geen eigen woning en ook geen zorgverzekering. In overleg met (familie)relaties van betrokkene alsook het maatschappelijk werk zal actief naar mogelijkheden worden gezocht om er voor te zorgen dat betrokkene ten minste onderdak heeft. Om verantwoord met ontslag te kunnen gaan is het nodig dat betrokkene in gesprek blijft met zijn behandelaars en dat hij contact zoekt met klinische verslavingszorg, daaraan meewerkt en adviezen opvolgt.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat hem uit de mondelinge behandeling is gebleken dat zijn cliënt intussen zodanig is hersteld dat zijn behandelaar voortgezette zorg, althans voor zover die ziet op klinische opname, nog voor maximaal één dag noodzakelijk acht. Betrokkene laat blijken dat hij inziet dat hij nog nazorg nodig heeft, ter voorkoming van nieuwe ontregeling en daaruit volgend (dreigend) ernstig nadeel. Daarvoor wil hij de ziekenhuisopname nog voor één of hooguit twee dagen voortzetten. Verder is hij bereid aan de nog noodzakelijke (na)zorg zij het in een vrijwillig kader te blijven meewerken. Daarmee is sprake van een minder bezwarend alternatief dat hetzelfde beoogde effect heeft. Aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel wordt dan ook niet voldaan. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier van justitie met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
4.2
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien:
- er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is;
- er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt;
- met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen;
- de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht;
- er verzet is tegen de zorg als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz.
4.3
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene vermoedelijk lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier). Voorliggend is het delier. De stoornis is door of namens betrokkene niet betwist.
4.4
Er is een ernstig vermoeden dat het gedrag van betrokkene als gevolg van bovengenoemde psychische stoornis onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, maatschappelijke teloorgang.
4.5
De tijdens de mondelinge behandeling aanwezige psychiater acht het noodzakelijk dat de klinische opname voor in elk geval één dag wordt voortgezet. Voor een verantwoord ontslag van betrokkene is het nodig dat hij aansluitend ambulante zorg kan blijven ontvangen, voor zo lang als noodzakelijk. Betrokkene zal in gesprek moeten blijven met zijn behandelaars en klinische verslavingszorg moeten accepteren, in die zin dat hij daaraan actief meewerkt en adviezen opvolgt.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene bereid is om de ter afwending van het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel noodzakelijke zorg te accepteren.
4.6
Nu betrokkene zich niet verzet tegen de ter afwending van het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel noodzakelijke zorg, zal het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 26 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.