ECLI:NL:RBZWB:2024:970

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417729 / FA RK 24/54
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in zorgaccommodatie voor cliënt met dementie

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1932. Het verzoek is ingediend vanwege de ernstige toestand van de cliënt, die lijdt aan dementie in een gevorderd stadium. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen en dat de geboden zorg door haar kinderen en externe hulp niet langer voldoende is. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2024 is de cliënt, bijgestaan door haar advocaat, gehoord, evenals haar kinderen en een zorgaanbieder. De cliënt heeft aanvankelijk verzet getoond tegen opname, maar tijdens de behandeling gaf zij aan daar nu niet meer tegen te zijn. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 23 juli 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. de Jong en is op 31 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417729 / FA RK 24/54
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 23 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1932 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. A.W.M. van de Wouw.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 12 december 2023;
- de medische verklaring van 21 december 2023;
- een besluit tot opname en verblijf (art. 21) van 18 december 2023;
- het zorgplan van 21 december 2023;
- het indicatiebesluit van 2 november 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024, aan voormeld woonadres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , zorgaanbieder;
- mevrouw [naam 2] , dochter van cliënt;
- de heer [naam 3] , zoon van cliënt.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Op de vraag van de behandelend rechter hoe zij staat tegenover een opname in een zorgaccommodatie zoals verzocht antwoordt cliënt “ik heb daar al een en ander over gehoord, daar zeg ik nu niet zomaar nee tegen”. Verder spreekt zij over de fijne tijd waar zij op terug kijkt toen zij nog met haar echtgenoot samen woonde.
3.2
De zorgaanbieder brengt naar voren dat bij cliënt dementie in een gevorderd stadium is gediagnostiseerd. Cliënt is gedesoriënteerd in tijd en plaats, er is sprake van onvoldoende zelfzorg, van risicovol gedrag in huis en van dwaalgedrag buitenshuis. Zij krijgt daarvoor ondersteuning van haar kinderen, vanuit de thuiszorg en door middel van dagbesteding. Bij elkaar is dit niet langer ontoereikend, deels omdat cliënt externe zorg en ondersteuning niet altijd toelaat en deels omdat de dagbesteding niet meer aansluit bij wat zij nodig heeft. Op
12 december 2023 is een aanvraag voor een besluit tot opname en verblijf ingevolge artikel 21 Wzd ingediend. Gedurende het CIZ onderzoek liet betrokkene blijken nog niet te willen worden opgenomen in een zorgaccommodatie. Vervolgens gaf cliënt echter tijdens het onderzoek door de ter zake kundige arts aan achteraf spijt te hebben van haar eerdere verzet tegen een opname. Het is daardoor op dit moment niet zeker of zij zich zal verzetten in geval van opname.
3.3
De zoon en de dochter van cliënt sluiten zich aan bij hetgeen door de zorgaanbieder naar voren is gebracht. Zij lichten toe dat hun moeder, ondanks alle geboden zorg en de frequente aanwezigheid van haar kinderen, in huis in haar gedrag steeds vaker laat blijken zich eenzaam en met name onveilig te voelen. Ook is er vanuit hen steeds meer mantelzorgondersteuning nodig om ervoor te zorgen dat zij naar de dagbesteding gaat. Zij kunnen de zorg voor hun moeder niet meer aan, ook niet met extra ondersteuning.
3.4
De advocaat van cliënt voert aan dat op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling de aanwezigheid van een psychogeriatrische aandoening bij haar cliënt en van daaruit volgend ernstig nadeel door haar niet wordt betwist. Tevens stelt zij vast dat al het mogelijke is ondernomen ter afwending van bedoeld ernstig nadeel, maar dat desondanks een opname en verblijf middels een daartoe strekkende machtiging noodzakelijk is gebleken. Haar cliënt gaf aanvankelijk aan niet achter een opname en verblijf te kunnen staan, maar inmiddels geeft zij aan daarop te zijn teruggekomen. Met deze toelichting wenst zij zich ten aanzien van het voorliggend verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank. In het geval dat de rechtbank daarop toewijzend mocht beslissen verzoekt zij voor zover mogelijk te bezien of de machtiging in duur kan worden beperkt.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten dementie in een gevorderd stadium.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit
- levensgevaar of ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade voor de dochter en de mantelzorgers;
- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het progressieve karakter van haar psychogeriatrische aandoening maakt dat cliënt in een toestand verkeert, waarin de door haar kinderen geboden mantelzorg en de daarnaast ingezette externe ambulante zorg en dagbesteding ontoereikend zijn geworden om het ernstig nadeel als hiervóór beschreven in voldoende mate af te wenden. Daarbij speelt een belangrijke rol dat cliënt die zorg onvoldoende accepteert en bedoelde zorg bovendien niet langer aansluit bij wat zij daadwerkelijk nodig heeft.
4.5
Cliënt heeft zich ten tijde van de aanvraagprocedure voor een besluit tot opname en verblijf ingevolge artikel 21 Wzd tegen een zorgopname verzet. Tijdens de mondelinge behandeling op de vraag hoe zij tegen een opname en verblijf in een zorgaccommodatie aankijkt heeft cliënt geantwoord dat zij daar op dit moment geen nee tegen zegt. De ambivalentie die cliënt laat zien wat haar standpunt betreft ten aanzien van een opname en verblijf, zoals ook eerder door de ter zake kundige arts vastgesteld, maakt dat de rechtbank het ervoor dient te houden dat zij zich verzet tegen een opname en verblijf zoals verzocht.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de machtiging in duur te beperken en zal deze daarom verlenen voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1932 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 23 juli 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 31 januari schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.