Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1937. Het verzoek was gebaseerd op artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd) en had betrekking op de zorgbehoefte van de cliënt, die lijdt aan Alzheimer dementie. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum waren de cliënt, haar advocaat, een casemanager dementie en haar zoon aanwezig.
De cliënt gaf aan dat zij niet wilde verhuizen en hoopte in haar huidige woning te blijven wonen. De casemanager bevestigde dat de cliënt cognitieve stoornissen vertoonde en afhankelijk was van ondersteuning voor dagelijkse taken. De zoon van de cliënt merkte op dat de mantelzorg voor de familie zwaar werd en dat een opname in een zorgaccommodatie in [plaats 2] de beste optie zou zijn, maar dat de cliënt hier niet aan wilde meewerken.
De advocaat van de cliënt voerde aan dat er nog niet alle mogelijkheden waren benut om de cliënt thuis te laten blijven, zoals extra thuiszorg. De rechtbank concludeerde dat de huidige zorg en ondersteuning voldoende waren om ernstig nadeel te voorkomen en dat er nog mogelijkheden waren voor uitbreiding van de thuiszorg. De rechtbank oordeelde dat niet aan de wettelijke vereisten voor een machtiging tot opname en verblijf was voldaan en wees het verzoek af. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. Phillips en is op 2 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.