ECLI:NL:RBZWB:2024:978

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418611 / FA RK 24/460
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. Deze maatregel was eerder opgelegd door de burgemeester van Breda op 31 januari 2024, naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie. De betrokkene, geboren in 1979 en momenteel verblijvende in een GGZ-instelling, had een turbulente periode doorgemaakt met veel geweld, wat leidde tot haar opname. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2024 waren de betrokkene, haar advocaat mr. V.C. Andeweg, en zorgverleners aanwezig. De betrokkene gaf aan dat zij bereid was om vrijwillig mee te werken aan de noodzakelijke zorg, wat door haar behandelaar werd ondersteund. De verpleegkundig specialist stelde echter dat er geen noodzaak meer was voor de voortzetting van de crisismaatregel, gezien de bereidheid van de betrokkene om in een vrijwillig kader zorg te ontvangen.

De rechtbank heeft de wettelijke vereisten voor de voortzetting van de crisismaatregel beoordeeld. Het bleek dat de betrokkene zich niet meer verzette tegen de noodzakelijke zorg, waardoor niet voldaan werd aan de voorwaarden voor de crisismaatregel. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. J. van Dun en is op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418611 / FA RK 24/460
Beschikking van 5 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] , [locatie]
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. V.C. Andeweg te Breda.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 februari 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 31 januari 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Breda tot het nemen van de crisismaatregel van 31 januari 2024;
- de medische verklaring van 31 januari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , FACT;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundig specialist/behandelaar.
Tevens was advocaat [naam 3] als toehoorder aanwezig.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat zij een turbulente periode achter de rug heeft die gepaard ging met veel zinloos geweld. Sinds zij op grond van de crisismaatregel is opgenomen in de Ggz instelling komt zij met de tot dusver geboden zorg wat meer tot rust en gaat het geleide-lijk beter met haar. Wel ziet zij in dat voortzetting van die zorg nodig is om verder te kunnen stabiliseren. Zij is dus bereid voor zo lang als haar behandelaar dit nog nodig acht aan bedoelde zorg in een vrijwillig kader mee te blijven werken.
3.2
De verpleegkundig specialist brengt naar voren dat betrokkene in een situatie is geraakt, waarbij sprake is geweest van fors geweld van haar naar de politie alsook van een tegenreactie, respectievelijk van haar naar zorgverleners. Door deze uitzonderlijk heftige situatie heeft zij zich pas hedenochtend een reëel beeld van de situatie van betrokkene kunnen vormen. Er is in haar visie, gelet op de door betrokkene getoonde bereidheid om haar medewerking aan de nog noodzakelijke klinische zorg in een vrijwillig kader voort te zetten, geen aanleiding meer voor voortzetting van de crisismaatregel.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat haar uit de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene bereid is aan de klinische zorg die voor verdere stabilisatie nog noodzakelijk is in een vrijwillig kader te blijven meewerken en dat haar behandelaar daar achter kan staan. Daarmee is sprake van een minder bezwarend alternatief dat hetzelfde beoogde effect heeft. Dit betekent dat aan de wettelijke vereisten voor een voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan en het verzoek moet worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en mondelinge behandeling is gebleken dat door de burgemeester van Breda ten aanzien van betrokkene op 31 januari 2024 een crisis-maatregel werd en kon worden genomen omdat op dat moment voldaan werd aan de in artikel 7:1 Wvggz gestelde wettelijke eisen dat:
- er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is;
- er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt;
- met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen;
- de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht;
- er verzet is tegen de zorg als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz.
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat zij inziet dat zij zorg behoeft en heeft zij zich voorts uitdrukkelijk bereid verklaard om vrijwillig mee te werken aan door de getroffen crisismaatregel ingezette, voor haar noodzakelijke klinische zorg, terwijl de behandelaar van betrokkene heeft aangegeven daar vertrouwen in te hebben en geen noodzaak meer te zien voor voortzetting van de crisismaatregel..
4.3
De rechtbank concludeert dan ook dat betrokkene zich niet (meer) verzet tegen de ter afwending van het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel noodzakelijke zorg, zodat niet wordt voldaan aan de hiervoor in 4.1 genoemde wettelijke eisen. Het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.