ECLI:NL:RBZWB:2024:982

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417207 / JE RK 23-2223
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de belangen van [minderjarige] voorop stonden. De moeder van [minderjarige] heeft in het verleden te maken gehad met een verstandelijke beperking en alcoholproblematiek, maar heeft stappen gezet in haar herstel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing bij de oma moederszijde noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en om de moeder te ondersteunen in haar rol als ouder. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen tot 27 januari 2025, met de hoop dat [minderjarige] en haar moeder zo snel mogelijk kunnen overgaan naar een ouder-kind traject bij ASVZ. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417207 / JE RK 23-2223
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
[de oma (mz)] ,
hierna te noemen: oma (moederszijde),
wonende te [woonplaats 1] .

1.Het verloop van de procedure

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 12 december 2023;
  • het op 15 januari 2024 ontvangen gewijzigd verzoekschrift.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Daarbij was aanwezig:
- mevrouw [naam 1] , vertegenwoordigende de GI.
Niet verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- de oma (moederszijde).

2.De feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de oma moederszijde.
Bij mondelinge beschikking van 27 januari 2023, schriftelijk bevestigd op 10 februari 2024, is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 27 januari 2023 tot 27 januari 2024 en is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening (pleeggezin of gezinshuis) met ingang van 27 januari 2023 tot 27 januari 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI heeft haar verzoek aldus gewijzigd, dat - naar de rechtbank begrijpt - aanvullend een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] , te weten bij de oma (moederszijde) wordt verzocht met ingang van 27 januari 2024 voor de duur van één jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de verzoeker

De GI heeft schriftelijk en mondeling aanvullend ter onderbouwing van het aldus gewijzigd verzoek - samengevat - het navolgende aangevoerd.
[minderjarige] woont samen met haar broertje en moeder bij oma moederszijde. Zij is stil en praat niet over zichzelf. [minderjarige] is teruggetrokken, ze lijkt wat te dagdromen en in haar eigen wereld te verkeren. Zij zit in groep 3. Ze doet dit schooljaar over omdat werd gezien dat ze wat moeite leek te hebben om de lesstof bij te houden. Zij kwam niet voldoende mee in de klas en daardoor niet tot ontwikkeling. Ook plaste zij soms in haar broek op school. [minderjarige] vertelt op school niets over thuis. Sinds [minderjarige] het schooljaar over doet, lijkt ze iets opener te worden en zoekt ze wat meer het contact op met leeftijdsgenootjes.
Bij aanvang van de ondertoezichtstelling waren er voornamelijk zorgen over de spanningen tussen de moeder en oma, hun generatiekloof en het onvoldoende op één lijn liggen in de opvoeding en de verzorging van de kinderen. De oma deed veel in de opvoeding en de verzorging. De moeder pakte hierin geen rol. De insteek is nog steeds dat de moeder met de kinderen naar een ouder-kind (O-K) woning zal gaan van de ASVZ. Dit dient te geschieden op naam van de moeder, dus is een WLZ indicatie nodig. Bij de moeder is sprake van een verstandelijke beperking, echter zijn er daarover geen (onderzoeks)gegevens te achterhalen.
Aanvankelijk stond de oma minder achter een overstap van de moeder en [minderjarige] naar een
O-K voorziening van ASVZ, nu wel wat meer. De jeugdzorgwerker is daarom in gaan zetten op het meer op zich nemen van zorg- en opvoedtaken door de moeder. Sindsdien wordt gezien dat de oma een stap terug kan zetten en de moeder wat meer kan oppakken. [minderjarige] neigt nog wel wat meer naar oma, omdat zij er altijd is geweest. Het is daarom belangrijk dat de oma een belangrijke rol in haar leven blijft houden. Daarnaast was er een zorg over de alcoholverslaving van de moeder en had zij geen gezond eet- en dag- en nachtritme meer. De moeder heeft daarvoor een traject gevolgd bij Novadic Kentron, zij het dat dit traject door haar niet volledig kon worden afgerond. De moeder volgt op dit moment nog wel gesprekken bij een herstelcoach. Er zijn op dit moment geen concrete zorgen over alcoholgebruik door de moeder.
[minderjarige] heeft afwisselend op vrijdag en zaterdag begeleide omgang met haar vader, die bij Prisma woont. De omgang wordt begeleid door een begeleider van Prisma. [minderjarige]
heeft bij de therapie aangegeven dat ze blij is als ze weer naar oma/moeder terugkeert na de
omgang. [minderjarige] trok ook meer naar een voor haar nog onbekende begeleider dan naar haar vader. De vraag is wat hier achter schuilt. [minderjarige] doet ook weleens uitspraken dat ze wil blijven of niet naar huis wil. De mogelijkheid bestaat dat de vader niet voldoende kan aansluiten bij de emotionele behoeftes en de belevingswereld van [minderjarige] . Daarentegen is geen sprake van duidelijke gedragssignalen bij [minderjarige] . De verslaglegging daarover vanuit Prisma is niet altijd toereikend, er staan veel interpretaties in terwijl feiten ontbreken. Dit maakt dat er (nog) onvoldoende zicht is op de interactie tussen [minderjarige] en de vader. Hoewel Prisma daarop is aangesproken, wordt niet uitgesloten dat een andere professionele derde ingezet zal moeten worden om de omgang te begeleiden.
In het afgelopen jaar is ingezet op speltherapie voor [minderjarige] om te werken aan haar
zelfbeeld en aan haar zelfvertrouwen om haar sociaal emotionele vaardigheden te versterken. [minderjarige] volgt deze therapie bij [psychotherapeut] in [plaats] . Zij komt met plezier naar de speltherapie, maar het lukt (nog) onvoldoende om naar haar gevoelens te gaan; ze gaat dan bewegen en iets anders doen. [minderjarige] laat hierin vermijdingsgedrag zien. [minderjarige] vindt het spannend om de speltherapeut te vertrouwen in nabijheid en gaat dan uit het contact; ze hoeft geen hulp, ze doet het zelf wel. Daarnaast is ASVZ betrokken. Ingezet wordt op meer interactie tussen de moeder en de kinderen. In de afgelopen maanden heeft de moeder zich ook op dit vlak meer ontwikkeld. Ook draagt zij zelf spelvormen/activiteiten aan. Gezien wordt dat de moeder in staat is om de activiteiten met de kinderen voor te bespreken en hen te begeleiden en te ondersteunen/aan te moedigen. De moeder laat een steeds meer betrokken houding zien en de kwaliteit van het contact tussen haar en de kinderen is intussen gegroeid.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om door middel van hulpverlening meer zicht te krijgen op de opvoedsituatie van de moeder en wat hierin (nog) nodig is om te kunnen spreken van goed genoeg ouderschap. Een periode van één jaar is nodig, opdat er verder ingezet zal kunnen worden op de verhuizing van de moeder en de kinderen naar de O-K van ASVZ. Deze instantie is bereid en in staat om de moeder ook op langere termijn stapsgewijs verder te begeleiden en te ondersteunen voor wat betreft opvoedvaardigheden en bijvoorbeeld het naar school en naar therapie brengen van de kinderen.
Waar er ten tijde van de vorige mondelinge behandeling nog sprake was van een plaatsing in een perspectief biedend pleeggezin dan wel gezinshuis is nu een naar verwachting kortdurende plaatsing bij oma moederszijde aan de orde, in afwachting van de te starten ouder-kind plaatsing via ASVZ. Het gewijzigd/aanvullend verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing ziet daarom in de eerste plaats op het waarborgen van een plaatsing van [minderjarige] bij de oma moederszijde, zo lang de moeder nog niet over een eigen woning beschikt en daarnaast het bieden van de mogelijkheid om in voorkomende situaties over een plaatsingsmogelijkheid bij oma te beschikken om tijdelijk op te kunnen terugvallen.
Er is inmiddels een WLZ indicatie afgegeven en voor de moeder is een aanvraag ingediend voor beschermd wonen. Het zal nog circa drie weken duren voordat deze aanvraag in behandeling wordt genomen. Voorts wordt erop gewezen dat de financiering van het beoogde moeder-kind traject via Crossroads verloopt, terwijl door Crossroads is geadviseerd bedoeld traject via [naam 2] ( [pilot] ) te laten verlopen. De moeder heeft echter expliciet haar voorkeur voor ASVZ uitgesproken. Met de wens van de moeder wordt serieus rekening gehouden, wat maakt dat ASVZ betrokken is en blijft als ambulant hulpverlener.
Bij een verhuizing dient tevens het speltherapietraject van [minderjarige] geborgd te worden en moet de omgang met vader veilig kunnen verlopen. Verder is het de vraag of de moeder het zonder hulp van oma alleen aan zal kunnen. Na een traject bij O-K blijft het daarom noodzakelijk dat het proces gevolgd blijft worden wordt totdat er duidelijkheid is over [minderjarige] ’s perspectief.
Concreet zal in de aankomende periode aan de volgende doelen worden gewerkt:
- Moeder en de kinderen volgen een ouder-kind traject bij ASVZ;
- [minderjarige] heeft duidelijkheid over waar en bij wie ze gaat wonen;
- Er is aandacht voor de emoties van [minderjarige] en zij kan zich uiten als ze ergens mee zit;
- [minderjarige] heeft regelmatig contact met vader, waarin haar belangen voorop staan.

5.De beoordeling

De kinderrechter overweegt op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling als volgt.
In de beschikking van 27 januari 2023, waarbij [minderjarige] onder toezicht is gesteld, is tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een gezinsgerichte voorziening
(pleeggezin of gezinshuis). Daartoe is overwogen dat, gezien de nog jonge leeftijd van [minderjarige] (en haar broertje [naam 3] ), de oma moederszijde eventueel de zorg voor hen kan dragen, maar dat onduidelijk is of zij daartoe in staat is als de kinderen ouder zijn. De gecertificeerde instelling is vervolgens in de gelegenheid gesteld op zoek te gaan naar een passend extern pleeggezin voor de kinderen voor op de langere termijn.
Vast is komen te staan uit de actuele gegevens dat niet langer sprake is van een mogelijke plaatsing in een perspectief biedend pleeggezin dan wel gezinshuis. Na een waarschijnlijk korte plaatsing bij de oma, zal de moeder met [minderjarige] naar de O-K voorziening van ASVZ gaan. Gebleken is dat ASVZ bereid en in staat is de moeder voor nu maar ook op de langere termijn ondersteuning en begeleiding te bieden. Moeder heeft ook vertrouwen in ASVZ. Dit heeft dan ook de voorkeur van de kinderrechter, boven een pilot van [naam 2] , waarbij ook onduidelijk is hoe het vervolg er uit zal zien. Voor het voorbereiden van de moeder en de kinderen en het vervolgens daadwerkelijk inzetten op bedoeld ouder-kind traject is naar inschatting van de GI een periode van één jaar nodig, om ook resultaten te kunnen zien. De moeder kan zich daarin vinden. Ook heeft zij al concrete stappen gemaakt voor wat betreft het oppakken van de zorg en opvoeding en heeft zij gewerkt aan haar verslavingsproblematiek.
De kinderrechter concludeert uit het voorgaande dat aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling nog steeds wordt voldaan, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe wordt overwogen dat de moeder mooie stappen heeft gezet, door meer haar rol als moeder te pakken en ook de zorgen rond haar alcoholgebruik aan te passen. Ook staat moeder open voor het traject in de ouder-kind voorziening van ASVZ. Maar, dat traject moet nog gaan starten en het is nog afwachten hoe dat zal gaan lopen. Ook zal er in de komende periode speciale aandacht worden besteed aan de bij [minderjarige] aanwezige emoties, haar behoefte aan duidelijkheid omtrent haar perspectief en het contact tussen haar en haar vader. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook de uithuisplaatsing bij oma zal worden verlengd voor een jaar. De hoop is natuurlijk dat [minderjarige] met de moeder zo snel mogelijk bij ASVZ zal kunnen verblijven. Ook is de hoop dat dat traject goed verloopt. Maar, omdat nog onduidelijk is wanneer [minderjarige] en de moeder daar terecht kunnen en hoe dit zal lopen, is de uithuisplaatsing bij oma (moederszijde) nog noodzakelijk.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de uithuisplaatsing bij oma moederszijde tot 27 januari 2025;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024 door mr Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.