ECLI:NL:RBZWB:2024:983

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417511 / FA RK 23/6088
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging aansluitend op voortzetting crisismaatregel

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Deze beschikking is het resultaat van een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1995, die momenteel verblijft in een GGZ-instelling. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een crisismaatregel en beoogt het verlenen van zorg in verband met een psychische stoornis, waarbij de betrokkene suïcidaliteit en agressief gedrag vertoont. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en een psychiater aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, waarbij specifieke vormen van verplichte zorg zijn goedgekeurd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank wijst andere zorgvormen af, omdat daarvoor geen noodzaak bestaat. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Willemsen en is op 22 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417511 / FA RK 23/6088
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 15 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende GGZ HIC, [locatie 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.J.L. Mulderink.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 december 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 27 december 2023;
- de medische verklaring van 27 december 2023;
- een zorgplan van 20 december 2023;
- een zorgkaart van 22 december 2023;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 januari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psychiater;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundige.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Op de vraag van de behandelend rechter hoe het met haar gaat, antwoordt betrokkene “met ups en downs”. Vergeleken met haar verblijf bij Ggz Breburg [locatie 2] wordt de huidige opname en verblijf op de locatie te [locatie 1] door haar als prettiger ervaren. Wel is er vooral tijdens de mindere momenten bij haar nog steeds sprake van doodsgedachten, zij het dat de vrijheidsbeperkende omgeving ervoor zorgt dat zij die gedachten niet tot uitvoering kan brengen. Op de vraag van haar advocaat wat haar standpunt is over het voorliggend verzoek tot het verlenen van een machtiging verplichte zorg voor de duur van zes maanden antwoordt betrokkene dat zij daar ambivalent in staat.
3.2
De psychiater brengt naar voren dat betrokkene problemen ervoer in de samenwerking gedurende haar verblijf op de Ggz [locatie 2] . Omdat dit een ongunstige invloed had op haar behandeling en de pieken en dalen zich ook gedurende haar huidige verblijf in [locatie 1] nog op onvoorspelbare momenten voordien zijn extra vrijheidsbeperkende zorgmaatregelen noodzakelijk gebleken. Op 18 januari 2024 wordt uitsluitsel verwacht omtrent de mogelijk-heid van een vervolgopname bij de Kliniek Intensieve Behandeling (KIB) te Eindhoven. Zij ondersteunt het voorliggend verzoek tot het verlenen van een machtiging verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, welke zorgvorm op dit moment niet noodzakelijk is. Zij voegt daaraan toe dat insluiting als zorgvorm op dit moment weliswaar niet aan de orde is, maar dat wel voorzienbaar is dat zich momenten zullen voordoen waarop deze zorgvorm zal moeten worden toegepast, zoals wanneer betrokkene een verbod opgelegd krijgt om zich buiten de instelling te begeven en zij het daar niet mee eens is.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij uit het voorgesprek met zijn cliënt heeft kunnen opmaken dat zij vindt dat zij op de Ggz [locatie 1] voor zichzelf een betere plek heeft, nu zij hier minder prikkels ervaart. Verder wijst hij op de reactie van betrokkene op de door hem aan haar gestelde vraag, waaruit blijkt van ambivalentie bij haar ten aanzien van het voorliggend verzoek. Daarbij lijkt meer specifiek een rol te spelen dat zij liever geen medicatie wil gebruiken. Met deze toelichting wenst hij zich ten aanzien van het voorliggend verzoek te refereren aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande, dat in geval van toewijzing van dat verzoek het toedienen van vocht en voeding als verplichte zorgvorm dient te worden afgewezen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van persoonlijkheids-stoornissen, overige DSM-5 stoornissen.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel. Betrokkene kent - zij het afwisselend - nog steeds momenten van (dreigende) suïcidaliteit. Ook zijn er nog momenten waarop zij agressief gedrag vertoont naar zorgverlenend personeel en naar materiaal, met name wanneer aan haar (vrijheids)beperkingen worden opgelegd.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene accepteert niet altijd consequent op de momenten waarop bij haar van acuut (dreigend) suïcidaal gedrag sprake is de daarvoor noodzakelijke beperkende (zorg)maatregelen en controles. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dat ziet op de overige
verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak
bestaat.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats];
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 juli 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr Willemsen, rechter en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 22 januari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.