ECLI:NL:RBZWB:2024:984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417674 / FA RK 24/32
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1997. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van de zorgbehoefte van de cliënt, die lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt, die momenteel verblijft in een crisisvoorziening, zich verzet tegen de noodzakelijke zorg en begeleiding. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn mentor, zorgverantwoordelijke en begeleiders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van ernstig nadeel voor de cliënt, en dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor een periode van vier maanden, tot en met 23 mei 2024, met de mogelijkheid om na deze termijn opnieuw te toetsen of de zorg en begeleiding adequaat zijn. De rechtbank benadrukt het belang van een geschikte vervolgplek voor de cliënt, waarbij zorgvuldigheid en voortvarendheid in de besluitvorming essentieel zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/417674 / FA RK 24/32
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 23 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. V.C. Andeweg te Breda

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 28 december 2023;
- de medische verklaring van 27 december 2023;
- het plan (actief) van 21 december 2023;
- het indicatiebesluit van 22 januari 2018;
- de beschikking van de rechtbank Limburg van 6 december 2023 waarbij ten
aanzien van cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend;
- een afschrift van de beschikking waarbij een mentorschap en beschermingsbewind is ingesteld.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 januari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1], mentor en bewindvoerder van cliënt;
- mevrouw [naam 2], zorgverantwoordelijke;
- de heer [naam 3], begeleider [crisisvoorziening];
- mevrouw [naam 4], senior begeleider verbonden aan Microwoningen;
- de heer [naam 5], persoonlijk begeleider.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt merkt op dat hij met de hem geboden zorg, waaronder medicatie toediening, al langere tijd goed functioneert. De medicatie die hij krijgt ziet met name op stemmingswisselingen waar hij last van heeft. Hij wenst - uiteindelijk - helemaal geen medicatie meer te gebruiken, maar hij realiseert zich dat dit niet ineens maar stapsgewijs dient te geschieden. Hij kan zich weliswaar momenteel vinden in zijn verblijf bij [crisisvoorziening], maar eigenlijk wil hij het liefst een plek voor zichzelf waar hij zich prettig voelt, zoals dit bij Micro-woningen het geval was. Zo lang hij daar nog niet naar kan terugkeren snapt hij dat zijn opname bij het [crisisvoorziening] nodig is.
3.2
De zorgverantwoordelijke brengt naar voren dat cliënt momenten kent van psychotische decompensatie, daarnaast is sprake van hechtingsproblematiek en van middelen(cannabis)misbruik. In het contact met de begeleiding laat hij blijken behoefte te hebben aan schakeltijd. Gezien wordt sinds zijn verblijf op de [crisisvoorziening] dat naarmate cliënt met minder prikkels wordt geconfronteerd het beter met hem gaat en hij meer tot rust komt. Zodra de prikkels toenemen leidt dit tot incidenten. Er is met name sprake van toenemende prikkels als dingen voor cliënt anders verlopen dan verwacht of wanneer er teveel ineens van hem wordt gevraagd. Het meest recente incident dat zich als gevolg daarvan heeft voorgedaan betreft een voorval op 20 januari 2024. Er was toen sprake van een aanvaring tussen cliënt en de begeleider [crisisvoorziening].
Cliënt laat ook regelmatig blijken terug te willen naar Microwoningen, zij het dat dit tot dusver niet tot concrete acties van zijn kant heeft geleid. Tevens laat hij zien dat als hij iets in zijn hoofd heeft hij daar niet eenvoudig vanaf kan worden gebracht. De laatste keer dat dit het geval was en hij daarin werd tegengesproken stond cliënt met gebalde vuisten. Er worden daarom bewust met hem afspraken gemaakt om herhaling daarvan te voorkomen. Als voorbeeld benoemt zij dat het telefonisch onderhouden van contact door cliënt met zijn familie aan banden is gelegd, nu ook dit hem extra onrustig maakt en voor extra prikkels zorgt.
Cliënt krijgt medicatie toegediend in de vorm van antipsychotica. Hij wordt momenteel op andere medicatie ingesteld, te weten Schizodenol met aanvullend Lorazepam, onder gelijktijdige afbouw van de oude medicatie. Van belang is dat dit goed wordt gemonitord, nu gebleken is dat de afbouw al snel leidt tot een toenemende prikkelgevoeligheid bij cliënt. Zij ondersteunt daarom het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf. Zodra cliënt voldoende verantwoord op de nieuwe medicatie zal zijn ingesteld wordt bekeken welke andere vervolgwooneenheid voor hem het meest aangewezen is en of het daarvoor nodig is dat hij tijdelijk naar Microwoningen terugkeert. Zijn mentor zal bij dit proces nauw worden betrokken.
3.3
De aanwezige (senior) begeleiders sluiten zich aan bij hetgeen de zorgverantwoordelijke naar voren heeft gebracht.
3.4
De mentor merkt op dat cliënt bij [crisisvoorziening] momenteel goed wordt begeleid, maar dat dit niet wegneemt dat hij nadrukkelijk behoefte heeft aan een eigen plek, waar hij zich fijn voelt. Cliënt liet sinds zijn verblijf bij Microwoningen zien moeite te hebben met het omgaan met vrijheden. Zoals hij cliënt kent verwacht hij dat dit ook in de toekomst problemen zal blijven geven. Hoe dan ook vraagt de actuele situatie van cliënt dat er voor hem een geschikte tussenoplossing wordt gevonden.
3.5
De advocaat voert aan dat haar uit het gesprek met haar cliënt is gebleken dat hij zich realiseert dat het voor hem moeilijk is met een teveel aan vrijheden om te gaan. Tegelijkertijd laat hij nadrukkelijk blijken behoefte te hebben aan een perspectief biedende oplossing in de vorm van een eigen plek waar hij zich fijn kan voelen. Van daaruit bezien lijkt het niet in het belang van haar cliënt om hem, louter in afwachting van een geschikte vervolgplek, tijdelijk naar Microwoningen terug te plaatsen. Gezien de psychische achtergrond en zijn ontwikkelingsniveau bestaat er bij haar cliënt immers grote behoefte aan duidelijkheid en houvast. Dit maakt dat haar cliënt bereid is om zijn huidige verblijf bij Amarant voort te zetten, in afwachting van het beschikbaar komen van de voor hem meest geschikte vervolgplek. Hieruit volgt tevens dat, gelet op die bereidheid, er sprake is van een minder ingrijpende mogelijkheid om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Namens haar cliënt verzoekt zij daarom primair het voorliggend verzoek af te wijzen. Indien de rechtbank daarover anders mocht oordelen verzoekt zij subsidiair de machtiging tot opname en verblijf in elk geval voor een kortere nog nader te bepalen periode te verlenen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten een licht verstandelijke beperking en een laag emotioneel ontwikkelingsniveau.
4.2
Deze verstandelijke handicap die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstige psychische, materiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, bedreiging van de veiligheid van de cliënt al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
4.3
De opname en het verblijf zijn - althans op dit moment - noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Hiertoe wordt overwogen dat cliënt sinds de verhuizing in 2022 naar Microwoningen zich vanaf begin 2023 aan de voor hem noodzakelijke zorg is gaan onttrekken en afspraken, waaronder die met betrekking tot het volgen van therapie en dagbesteding, niet langer is nagekomen. Ook was in die periode twijfelachtig of door hem de medicatie consequent werd ingenomen. Cliënt verblijft inmiddels bij [crisisvoorziening] en wordt door deze instelling begeleid. Hij wordt momenteel op (andere) anti psychotische medicatie ingesteld, om te voorkomen dat hij als gevolg van toenemende prikkel-gevoeligheid opnieuw ontregeld raakt. Daarvan uit bezien is het voor cliënt op dit moment noodzakelijk dat hij begeleid blijft worden door [crisisvoorziening] en dat intussen wordt gezocht naar de voor hem meest geschikte vervolgplek, die het beste aansluit bij zijn behoefte aan een plek voor zichzelf waar hij zich prettig voelt.
4.5
Als gevolg van de opstelling van cliënt ten aanzien van de voor hem noodzakelijk gebleken zorg en begeleiding is noodgedwongen overgegaan tot een gesloten opname bij [crisisvoorziening]. Cliënt geeft - althans op dit moment - gezien zijn opstelling naar de aldus geboden zorg en begeleiding blijk van wisselende bereidheid om daaraan consequent te blijven meewerken. Daarin speelt een belangrijke rol dat hij nadrukkelijk behoefte heeft aan duidelijkheid en houvast waar het betreft zijn perspectief op een voor hem geschikte eigen vervolgplek waar hij zich prettig bij voelt. Cliënt wordt daarop momenteel voorbereid, wat tevens inhoudt dat hij wordt ingesteld op andere anti psychotische medicatie verband houdende met het risico op toenemende prikkel-gevoeligheid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat cliënt zich op dit moment tegen de voor hem noodzakelijk geachte zorg verzet.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal daarom worden verleend. De rechtbank ziet aanleiding de machtiging in duur te beperken tot een periode van vier maanden. Na verloop van die termijn zal opnieuw kunnen worden getoetst op basis van het verdere verloop van de geboden zorg en begeleiding en de resultaten daarvan, hoe cliënt er op dat moment in staat.
4.7
De rechtbank overweegt tot slot ten overvloede dat alle betrokkenen het er unaniem over eens zijn dat cliënt over een geschikte vervolgplek moet kunnen beschikken. Bij die besluitvorming dient zowel de nodige voortvarendheid als zorgvuldigheid te worden betracht. Voor zover mogelijk dient daarbij te worden voorkomen dat cliënt eerst een tussenstap moet maken voordat hij kan doorstromen naar een geschikte vervolgplek. Dat zou immers afbreuk doen aan de slagingskans van de vervolgstappen die cliënt kan zetten.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 23 mei 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Jong, rechter en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 31 januari schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.