ECLI:NL:RBZWB:2025:1050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
C/02/430036 / JE RK 24-2287
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 26 februari 2024 en zou aflopen op 26 februari 2025. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 26 februari 2026, op verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de gecertificeerde instelling (GI) die betrokken is bij de zorg voor [minderjarige]. De ouders van [minderjarige], de vader en de moeder, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie en samenwerking tussen hen verloopt moeizaam, wat een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 februari 2025 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] en dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier samen te werken. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de verlenging van de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de moeder de gemaakte afspraken nakomt en betrouwbaar is in haar omgang met [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430036 / JE RK 24-2287
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 19 december 2024 met bijlagen, ontvangen op 19 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 februari 2025 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 26 februari 2024 en tot 26 februari 2025.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 januari 2025 is bepaald dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf heeft bij de vader en is bepaald dat de moeder en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar minimaal éénmaal per week gedurende 3 uur, zulks vooralsnog op de dinsdagen van 13:00 uur tot 16:00 uur onder begeleiding van [jeugdzorg], waarbij de verdere uitbreiding en de vraag of en wanneer deze contacten onbegeleid kunnen plaatsvinden in handen van de GI wordt gelegd.
2.4.
[minderjarige] woont bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er is nog steeds sprake van veel wantrouwen tussen de ouders en het lukt hen niet om op een constructieve manier met elkaar te communiceren en samen te werken. [minderjarige] heeft daar last van. Er is een traject ouderschapsbemiddeling aangevraagd voor de ouders, maar tot op heden is niet duidelijk wanneer dit kan starten. Ook zijn er nog steeds zorgen over de emotie-regulatie van beide ouders. Bij beide ouders is er nu hulpverlening in de vorm van IPT betrokken. Het IPT-traject van de vader is ingezet voor het onderzoek naar Goed Genoeg Ouderschap. Dit verloopt goed en zal binnenkort worden afgerond. Bij de moeder was er al eerder hulpverlening in de vorm van IPT betrokken. De moeder werkt hier niet altijd even goed aan mee en daarom is er thans nog geen zicht op een afronding van haar traject. De moeder trekt zich af en toe ook terug uit het contact met de GI. Inmiddels verloopt het contact tussen de GI en de moeder weer wat beter. Het contact tussen [minderjarige] en de moeder vindt momenteel onder begeleiding plaats. Dit verloopt meestal goed, maar de moeder zegt de contactmomenten ook regelmatig (op het laatste moment) af of komt de daaromtrent gemaakte afspraken niet na. Zo weigerde de moeder haar partner weg te sturen uit haar woning, terwijl is afgesproken dat er geen voor [minderjarige] onbekende mensen bij de contactmomenten aanwezig zijn. Ook worden de contactmomenten soms eerder stopgezet of afgezegd door de moeder, omdat zij dan een andere afspraak heeft. Dit is erg jammer nu er wekelijks maar drie uur contact tussen de moeder en [minderjarige] plaatsvindt en het afzeggen door de moeder of eerder stopzetten van de contactmomenten voor [minderjarige] telkens weer een grote teleurstelling is. De GI zou graag tot uitbreiding van het contact over gaan, maar dan moeten de contacten wel goed verlopen en de afspraken door de moeder worden nagekomen. Het is voor [minderjarige] immers heel belangrijk dat er structuur en duidelijkheid is en dat hij hierin niet teleurgesteld wordt. Aan het einde van de maand zal er een evaluatie plaatsvinden van de begeleide bezoeken met [jeugdzorg] en IPT. Als het lukt om het contact op termijn uit te breiden, de moeder zich aan de afspraken houdt en de contacten goed verlopen, zal de begeleiding vervolgens kunnen worden afgeschaald.
4.2.
De vader stemt in met het verzoek. De ouders hebben nog een lange weg te gaan voordat zij samen de opvoeding en verzorging van [minderjarige] kunnen dragen. Het lukt de vader nog niet om de moeder meer te vertrouwen, nu de moeder regelmatig de gemaakte afspraken niet nakomt en de begeleide bezoeken niet altijd goed verlopen. In december 2024 zijn meerdere begeleide bezoeken niet doorgegaan vanwege de nieuwe partner van de moeder. Ook is de moeder tegen de afspraken in onverwacht met deze partner bij de vader en [minderjarige] langsgegaan. Het is nu al de zoveelste keer dat de moeder een nieuwe partner bij [minderjarige] betrekt. Dit acht de vader niet in het belang van [minderjarige] . De vader vindt het voor [minderjarige] belangrijk dat hij contact met de moeder heeft. Hij hoopt dan ook dat de moeder aan zichzelf gaat werken. Met [minderjarige] gaat het naar omstandigheden goed. Hij gaat nu naar de opvang en staat ook al ingeschreven voor dezelfde basisschool als die zijn zussen bezoeken. Verder merkt de vader op dat hij achter de inzet van IPT staat. Hij zou ook graag een gesprek met alle betrokkenen willen, waarbij de moeder dan ook aansluit. De moeder stuurt hem nu berichten via Whatsapp, maar het lukt partijen niet om op die manier constructief met elkaar te communiceren.
4.3.
De moeder stemt ook in met het verzoek. De moeder stelt dat er geen zorgen over het contact tussen de moeder en [minderjarige] zijn. De moeder wil dan ook graag dat het contact wordt uitgebreid en de begeleiding wordt afgeschaald. Zij heeft zich nu genoeg bewezen. In het contact en de afspraken tussen de GI en de moeder moet wel ruimte zijn voor flexibiliteit. Volgens de moeder is het enige probleem dat de ouders niet met elkaar kunnen communiceren. De vader praat slecht over de moeder en hij vertelt leugens. Verder is de moeder inderdaad met haar nieuwe partner bij de man en [minderjarige] langsgegaan, omdat zij [minderjarige] al lange tijd niet had gezien. De moeder vindt dat dat gewoon moet kunnen. Ook moet er een oplossing komen voor haar partner, nu hij bij haar woont en zij hem dus niet kan wegsturen voor de contactmomenten met [minderjarige] . Het lijkt de moeder goed om [minderjarige] langzaam aan de partner te laten wennen.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Op basis van de inhoud van de stukken en de informatie die is gedeeld tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de hierboven genoemde wettelijke vereisten. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de verzochte duur van twaalf maanden, met ingang van 26 februari 2025 en tot 26 februari 2026. Hiertoe overweegt de kinderrechter als volgt.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van een onstabiele opvoedomgeving voor [minderjarige] vanwege de moeizame verstandhouding van de ouders en het gebrek aan constructieve communicatie en samenwerking tussen hen. Beide ouders wantrouwen elkaar erg en [minderjarige] heeft daar last van. Ook zijn er nog steeds zorgen over de emotieregulatie van beide ouders. Deze zorgen konden de afgelopen periode nog niet worden weggenomen. Bij beide ouders is er nu hulpverlening in de vorm van IPT betrokken. Het IPT-traject van de vader is ingezet voor het onderzoek naar Goed Genoeg Ouderschap. Dit verloopt goed en zal binnenkort worden afgerond. In de situatie van de vader zijn de afgelopen periode veel stappen gezet. In de situatie van de moeder moeten er nog veel stappen worden gezet. Het baart de kinderrechter zorgen dat de moeder niet altijd even goed meewerkt aan de hulpverlening vanuit IPT, de afstemming met de GI en de contacten met [minderjarige] . Daarbij komt dat de moeder de gemaakte veiligheidsafspraken nog steeds niet altijd nakomt. De moeder lijkt niet te beseffen wat de impact van haar gedrag is op [minderjarige] en zij lijkt het belang van [minderjarige] bij structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid rondom (het nakomen van) de afspraken met betrekking tot het contact onvoldoende in te zien. De kinderrechter gunt het de moeder en [minderjarige] dat de contacten tussen hen kunnen worden uitgebreid, maar daarvoor is het wel nodig dat de moeder betrouwbaar is en de afspraken nakomt, zodat [minderjarige] hierin niet steeds wordt teleurgesteld. Het is goed te horen dat het contact tussen de GI en de moeder de laatste tijd weer wat beter verloopt. De kinderrechter hoopt dat deze stijgende lijn vastgehouden kan worden. De kinderrechter begrijpt verder dat er naast de reeds ingezette hulpverlening in de vorm van IPT een aanvraag is gedaan voor een traject ouderschapsbemiddeling. Het is positief dat er inmiddels hulpverlening van de grond is gekomen, maar alvorens alle benodigde hulpverlening kan worden ingezet en afgerond, is nog veel tijd nodig.
5.5.
Nu de verstandhouding van de ouders nog steeds zeer moeizaam is, is er voorlopig nog een onafhankelijke derde nodig om een brug tussen de ouders te vormen, de benodigde hulpverlening in te zetten en het verloop daarvan te monitoren, en om als casusregisseur de belangen van [minderjarige] in het oog te houden. Daarom zal de kinderrechter het onweersproken verzoek van de GI toewijzen voor de verzochte duur van een jaar.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met ingang van 26 februari 2025 en tot 26 februari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025 door mr. Hendriks, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 25 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.