ECLI:NL:RBZWB:2025:1058

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
02/109340-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het dumpen van drugsafval en voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2025, is de verdachte beschuldigd van het dumpen van drugsafval en het voorbereiden van de productie van amfetamine. De verdachte, geboren in 1980, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van de Voorde. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het vervoeren en dumpen van drugsafval op 25 april 2023, en het voorbereiden van de productie van amfetamine in de periode van 1 januari 2023 tot en met 25 april 2023.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen. Feit 3, dat betrekking had op de betrokkenheid bij het drugslab, werd niet bewezen verklaard, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte op enig moment de beschikkingsmacht over de amfetamine had gehad.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte een belangrijke schakel was in de productie en handel van harddrugs, wat aanzienlijke nadelige gevolgen voor de samenleving met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/109340-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 25 april 2023 samen met anderen drugsafval heeft vervoerd, gestort en achtergelaten, met (mogelijke) negatieve gevolgen voor het milieu;
feit 2:op 25 april 2023 samen met anderen drugsafval heeft gestort en achtergelaten;
feit 3:in de periode van 1 januari 2023 tot en met 25 april 2023 samen met anderen een hoeveelheid amfetamine(olie) heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad dan wel dat hij in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 25 april 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd (feit 3 in de primaire variant). Hij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feiten 1 en 2.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder feit 3 primair tenlastegelegde. Uit het dossier kan op geen enkele wijze worden afgeleid dat verdachte werkzaamheden in/rondom het drugslab heeft verricht. Ook kan niet worden bewezen dat hij op enig moment de beschikkingsmacht over de amfetamine(olie) heeft gehad. Hij heeft alleen als bemiddelaar gefungeerd en is verder overal buiten gehouden. De verdediging verzoekt verdachte daarom van het onder feit 3 primair tenlastegelegde vrij te spreken.
Ten aanzien van het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde is de verdediging van mening dat er alleen een bewezenverklaring kan volgen voor het huren van de schuur en het voorhanden hebben van een telefoon, waarmee contact is onderhouden met de eigenaar van de schuur en andere betrokkenen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de overige onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde handelingen. Hij is immers niet betrokken geweest bij het opbouwen en inrichten van het drugslab en hij heeft de voertuigen pas na afloop gehuurd. Daarnaast moet de pleegperiode worden beperkt van 1 maart 2023 tot en met 25 april 2023. Pas toen is met de eigenaar van de schuur over de huur van de schuur gesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet of nauwelijks uiteenloopt.
Feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Aantreffen drugslab
Op 25 april 2023 is door de politie een schuur aan [adres] in Overzande doorzocht. Hierbij is een professioneel maar inmiddels ontmanteld drugslab aangetroffen. In het drugslab werd op grote schaal amfetamine geproduceerd.
Aanhouding verdachte
Verdachte is kort voor de inval van de politie in de schuur aangehouden bij een tankstation in Goes. Hij was op dat moment in het gezelschap van [medeverdachte] . Verdachte had kort daarvoor met [medeverdachte] en een andere man afval dat afkomstig was van het drugslab gedumpt.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte, naast het vervoeren en dumpen van het drugsafval, ook betrokken is geweest bij het drugslab.
Onderzoek naar de iPhone 6
Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding op 25 april 2023 twee telefoons bij zich. Eén van die telefoons betrof een iPhone 6. Beide telefoons zijn inbeslaggenomen en onderzocht.
Op de iPhone 6 zijn meerdere gesprekken via Signal tussen ‘ [gebruikersnaam 1] ’, zoals de gebruiker van de telefoon zichzelf noemt, en ene ‘ [gebruikersnaam 2] ’ aangetroffen. Er wordt door hen over en weer gesproken over locaties, het opzetten/inrichten van het drugslab en de onenigheid met [naam] , de Litouwse man die de woning aan [adres] in Overzande huurde, en met de eigenaar van de schuur over zijn spullen. Zo schrijft ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 21 maart 2023 dat hij met de Litouwer heeft gesproken en dat zij geen last meer van hem zullen hebben. Op 24 maart 2023 geeft ‘ [gebruikersnaam 1] ’ vervolgens aan dat hij tegen de Litouwer heeft gezegd dat hij elke week € 1.000,- zal krijgen en dat hij contact met hem moet opnemen als er problemen zijn. Verder schrijft ‘ [gebruikersnaam 1] ’ op 30 maart 2023 dat hij tegen de eigenaar van de schuur zal zeggen dat er in de schuur wietolie wordt geproduceerd en dat dit legaal is.
Op de iPhone 6 zijn ook foto’s aangetroffen van ketels, die bij de productie van amfetamine worden gebruikt. Deze foto’s zijn gemaakt op 13 februari 2023. Verder zijn er op de telefoon een luchtfoto van de boerderij aan [adres] in Overzande en foto’s van het drugslab zelf gevonden. De luchtfoto is gemaakt op 16 maart 2023 en daarna via Signal verzonden. De foto’s van het drugslab zijn gedateerd van 3 april 2023. Daarnaast is op de telefoon een foto van een vrijwaringsbewijs van een personenauto met [kenteken] gevonden, gedateerd van 16 maart 2023. Dit voertuig stond in de periode van 16 maart 2023 tot en met 31 maart 2023 op naam van verdachte.
Op de iPhone 6 zijn verder twee geluidsopnames aangetroffen. Deze geluidsopnames zijn gemaakt op 23 maart 2023 en 30 maart 2023. Op de geluidsopname van 23 maart 2023 is te horen dat verdachte tegen [naam] zegt dat hij de komende drie maanden niet in de schuur mag komen en dat hij ervoor zal zorgen dat hij geld krijgt. Op de geluidsopname van 30 maart 2023 is te horen dat verdachte tegen de eigenaar van de schuur zegt dat zij bezig zijn met het maken van wietolie.
De politie heeft ook de zendmastgegevens van de iPhone 6 onderzocht. Hieruit blijkt dat de iPhone 6 in de periode van 29 december 2022 tot en met 7 januari 2023 1577 keer een zendmast rond de [straat 1] en de [straat 2] in [plaats] heeft aangestraald. Deze zendmasten bevinden zich rondom de frietzaak van verdachte.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij in juni 2022 contact heeft gehad met de eigenaar van de schuur over het huren van de schuur. Hij zocht een nieuwe opslagplaats voor zijn aardappelen, omdat het pand waarin zijn frietzaak was gevestigd, zou worden gesloopt. Toen de sloop echter werd uitgesteld, heeft hij tegen de eigenaar van de schuur gezegd dat hij de schuur voorlopig niet meer nodig had. Een ‘oude bekende’, van wie hij de naam niet wil noemen en die wel eens bij hem in de frietzaak kwam en van zijn financiële problemen afwist, had dit gesprek opgevangen. Deze oude bekende kende nog wel wat mensen die de schuur wilden huren. Verdachte heeft toen bemiddeld tussen de eigenaar van de schuur en die mannen. Hij is er daarna tussenuit gegaan. Hij is pas weer betrokken geraakt toen er gedoe ontstond met [naam] en later met de eigenaar van de schuur over de spullen zoals die aanwezig bleken te zijn in de schuur. Verdachte was gevraagd hierin te bemiddelen. Zo is hij bij [naam] langsgegaan om te zeggen dat hij niet in de schuur mocht komen. Verdachte had tegen de eigenaar van de schuur gezegd dat er in de schuur wietolie zou worden geproduceerd. Hij wist niet wat er daadwerkelijk in de schuur gebeurde. Daar kwam hij pas achter toen de eigenaar van de schuur hem belde met de mededeling dat alle spullen weggehaald moesten worden. Toen hij tegen de mannen had gezegd dat zij ervoor moesten zorgen dat alles zou worden opgeruimd, hebben zij hem bedreigd en gesommeerd de spullen daar weg te halen. Hij is toen in paniek geraakt. Hij heeft twee bestelbusjes gehuurd en op zaterdagavond, 22 april 2023, samen met anderen de vaten, jerrycans en IBC-containers met daarin het drugsafval ingeladen en op dinsdag, 25 april 2023, samen met [medeverdachte] en een andere man deze spullen gedumpt.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet de enige gebruiker van de iPhone 6 was. Ook de oude bekende maakte van die telefoon gebruik. Hij heeft de telefoon maar vier keer in handen gehad. Hij heeft daarmee de gesprekken met [naam] en de eigenaar van de schuur opgenomen. Hij heeft de telefoon pas na 16 maart 2023 in handen gekregen. Hij heeft de gesprekken over het opzetten/inrichten van het drugslab niet gevoerd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat de iPhone 6 ook door een ander werd gebruikt niet geloofwaardig. Gelet op de zendmastgegevens van de telefoon, de op de telefoon aangetroffen foto’s van het vrijwaringsbewijs van de auto, de ketels en het drugslab en de op de telefoon aangetroffen geluidsopnames gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de telefoon steeds in zijn bezit heeft gehad en heeft gebruikt, in ieder geval vanaf eind december 2022. De rechtbank betrekt daarbij ook dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij de telefoon al veel eerder, in februari 2023, in zijn bezit had, dat hij de gebruiker van het toestel was die zich ‘ [gebruikersnaam 1] ’ noemt en dat hij op 3 april 2023 foto’s van het drugslab had gemaakt, zodat hij aan de mannen kon doorgeven welke spullen uit de schuur verwijderd moesten worden. Verdachte heeft op zitting weliswaar iets anders verklaard, maar daar hecht de rechtbank gelet op het voorgaande geen waarde aan. Bovendien acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat iemand zomaar aan een bemiddelaar, zoals verdachte stelt te zijn, een telefoon met deze informatie (waaronder de locatie van het drugslab) meegeeft en daarmee onnodige risico’s zou lopen. Daar komt nog eens bij dat verdachte geen concrete gegevens of details van de oude bekende heeft gegeven zodat zijn verklaring niet kan worden gecontroleerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het drugslab.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is in welke mate hij bij het drugslab betrokken is geweest.
Vrijspraak van het onder 3 primair tenlastegelegde
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder 3 primair ten laste is gelegd. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte actief betrokken is geweest bij het vervaardigingsproces. Hij is op momenten wel bij de schuur geweest, maar de rechtbank kan niet vaststellen in welke fase van het vervaardigingsproces de amfetamine zich toen bevond, noch dat hij op enig moment de beschikkingsmacht over de amfetamine heeft gehad. Zij zal hem hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 februari 2023 tot en met 25 april 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine, zoals onder 3 subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte heeft een schuur geregeld, een telefoon en voertuigen voorhanden gehad en contacten onderhouden met de eigenaar van de schuur, de andere huurder op het terrein en met de overige betrokken mannen. Hij wist in ieder geval vanaf maart 2023, toen er onenigheid ontstond met de eigenaar van de schuur over zijn spullen, ook dat er in de schuur amfetamine werd geproduceerd. Hij heeft daarvan op 3 april 2023 ook foto’s gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 25 april 2023 te Ovezande , gemeente Borsele, en/of Borsele en/of ’ s Heer Arendskerke , gemeente Goes, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, handelingen met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders niet aan hun verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders meerdere vaten met restanten van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van en/of ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs in bestelbusjes vervoerd en vervolgens gestort en achtergelaten op/nabij de openbare weg en/of oppervlakte water aan de Baandijk en/of ter hoogte van de Zeedijk
Ellewoutsdijk en/of de Ankerveersedijk;
2
op 25 april 2023 te Ovezande , gemeente Borsele, en/of Borsele en/of ' s Heer Arendskerke , gemeente Goes, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, immers hebben verdachte en zijn mededaders meerdere vaten met restanten van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs, gestort en achtergelaten op/nabij de openbare weg en/of oppervlakte water aan de Baandijk en/of ter hoogte van de Zeedijk Ellewoutsdijk en/of de Ankerveersedijk;
3
subsidiair
meermalen in de periode van 1 februari 2023 tot en met 25 april 2023 te Ovezande , gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en/of verwerken van amfetamine(olie), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en voorwerpen, vervoersmiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en/of zijn mededaders:
- een loods gehuurd en/of
- voertuigen voorhanden gehad en/of
- telefoons voorhanden gehad en/of
- een veldbed, afwashandschoenen, een RVS-destillatieketel, gasbranders, een RVS-stoomgenerator, stalen kuip, een roerwerk, koppelstukken, koppelringen, slangenklemmen, een bouwlamp, emmers, een frequentieregelaar, een 600 liter IBC, vuilniszakken, caustic soda, een reactieketel, een industriële ketel, BMK en/of
- een middel geproduceerd, te weten BMK, en/of
- aldus voornoemde loods ingericht om synthetische drugs te vervaardingen en/of
- contacten onderhouden met de eigenaar van de loods en
eenandere huurder op
het terrein, en/of
- contacten onderhouden en/of ontmoetingen gehad en/of afspraken gemaakt met elkaar.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert hij opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een taakstraf, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in de periode van 1 februari 2023 tot en met 25 april 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht ten behoeve van de productie van amfetamine.
Hij heeft een schuur geregeld en contacten onderhouden met de eigenaar van de schuur, waarin het drugslab was opgezet, en de andere huurder op het terrein. Ook is hij bij beiden langsgegaan toen er onenigheid ontstond. Verder heeft hij twee bestelbusjes gehuurd om het afval dat bij het produceren van de amfetamine vrijkwam, af te voeren. Hij heeft dit drugsafval vervolgens samen met anderen op vier verschillende plekken in de provincie Zeeland gedumpt.
Verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan de productie van en (internationale) handel in harddrugs. Hij is daarmee mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat harddrugs stoffen zijn die verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend effect uit en raken boven- en onderwereld steeds meer met elkaar vermengd. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Daar komt nog bij dat bij het productieproces een grote hoeveelheid chemisch afval vrijkomt. Dit chemisch afval wordt, zoals in dit geval ook daadwerkelijk is gebeurd, niet op een legale wijze afgevoerd of verwerkt, maar gedumpt in buiten- en natuurgebieden. Hierdoor wordt grote schade toegebracht aan de flora en fauna en wordt de samenleving opgezadeld met enorme kosten voor het saneren van vervuilde gebieden. In dit geval bedragen deze kosten meer dan € 100.000.-.
Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft kennelijk enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
Het strafblad van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, onder meer voor een Opiumwetfeit. Deze feiten dateren echter van zolang geleden dat zij niet in strafverzwarende zin zullen worden meegewogen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapporten van de reclassering van 15 juli 2024 en 22 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de coronacrisis zijn leven op orde had. Hij had een koopwoning en een eigen bedrijf. Tijdens de coronacrisis raakte hij in financiële problemen. Die problemen werden groter toen daarboven op ook de energieprijzen stegen. In 2022 werd hij benaderd door een oude bekende met de vraag of hij een loods kon regelen. Toen hij hoorde dat hij daarvoor geld zou krijgen, stemde hij daarmee in. Hij zag geen andere uitweg om uit de schulden te geraken. In 2023 ging zijn bedrijf failliet. Omdat hij vastzat, kon hij de huur niet meer betalen. Hierdoor liepen zijn schulden enorm op. Inmiddels woont verdachte bij zijn ouders, werkt hij in loondienst, ontvangt hij inkomen en is hij toegelaten tot de WSNP. Dit traject zal in september 2025 eindigen. Omdat interventies en toezicht niet nodig worden geacht, wordt geadviseerd aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank ook de rol van verdachte meegewogen. De rol van verdachte is beduidend groter geweest dan die van alleen bemiddelaar. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat verdachte op enig moment onder druk is gezet, is hij een belangrijke schakel geweest in het tot stand komen, in stand houden en afbreken van het drugslab.
De rechtbank ziet geen reden om te volstaan met een taakstraf of een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging is verzocht. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte geven daar geen aanleiding toe.
De rechtbank ziet wel aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Niet alleen omdat de officier van justitie bij zijn eis is uitgegaan van een bewezenverklaring van het onder 3 primair tenlastegelegde feit en de rechtbank het onder 3 subsidiair tenlastegelegde feit bewezen acht, maar ook vanwege het tijdsverloop.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden en zal dit aan verdachte opleggen.
Gelet op de duur van de gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis thans op te heffen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Dit voorwerp is onder verdachte in beslag genomen en van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet milieubeheer en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

eendaadse samenloop van:

feit 1:medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2:medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3 subsidiair:medeplegen van, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel
10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, een ander
gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te
verschaffen en voorwerpen, vervoersmiddelen en stoffen voorhanden
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Wapen (omschrijving: G2588119m taser in de vorm van een zaklamp);
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
* 70 euro (omschrijving: G2588085);
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. C.T. den Uil, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 februari 2025.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.