ECLI:NL:RBZWB:2025:1059

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
02-109309-23 en 15-032365-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het dumpen van drugsafval en bezit van vuurwapen en munitie

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dumpen van drugsafval en het bezit van een vuurwapen en munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren, storten en achterlaten van chemisch afval, afkomstig van de productie van synthetische drugs, op verschillende locaties in Zeeland op 25 april 2023. Daarnaast werd hij beschuldigd van het bezit van een omgebouwde revolver en 17 kogelpatronen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het dumpen van het drugsafval, ondanks zijn ontkenning van actieve betrokkenheid. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig en concludeerde dat hij wel degelijk had bijgedragen aan de strafbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde dat de verdachte onttrokken aan het verkeer verklaarde voorwerpen, waaronder een revolver en munitie, moesten worden vernietigd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het milieu, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/109309-23 en 15/032365-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 25 april 2023:
feit 1:samen met anderen drugsafval heeft vervoerd, gestort en achtergelaten, met (mogelijke) negatieve gevolgen voor het milieu;
feit 2:samen met anderen drugsafval heeft gestort en achtergelaten;
feit 3:een (omgebouwde) revolver in zijn bezit heeft gehad;
feit 4:17 kogelpatronen in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feiten 1 en 2. Verdachte is weliswaar met de medeverdachten meegereden, maar hij heeft geen chemisch afval gedumpt of daaraan een significante bijdrage geleverd. Hem was slechts gevraagd de bestelbussen schoon te maken. Hij zou daarvoor in totaal € 200,- krijgen. De verklaring van [medeverdachte] dat verdachte hem heeft geholpen met het dumpen van het chemisch afval is inconsistent en onbetrouwbaar en wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat er in de vaten, jerrycans en IBC-containers drugsafval zat. De inhoud van die vaten, jerrycans en IBC-containers is niet getest. De verdediging verzoekt verdachte daarom van feiten 1 en 2 vrij te spreken.
De verdediging refereert zich ten aanzien van feiten 3 en 4 aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte deze feiten heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 25 april 2023 zijn op vier plekken in de provincie Zeeland vaten, jerrycans en IBC-containers met daarin chemisch afval gedumpt. De vaten, jerrycans en IBC-containers zijn bij een schuur aan [adres] in Overzande in bestelbusjes geladen en vervolgens naar de dumplocaties vervoerd.
Naar aanleiding van de aangetroffen goederen is de schuur aan [adres] in Overzande doorzocht. Bij die doorzoeking is een inmiddels ontmanteld drugslaboratorium aangetroffen. De Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) heeft op basis van de aangetroffen chemicaliën, productieapparatuur en de afvalstoffen geconcludeerd dat er in de schuur op grote schaal amfetamine werd geproduceerd.
Het is algemeen bekend dat het produceren van amfetamine afval oplevert en dat dit afval in vaten, jerrycans en IBC-containers wordt vervoerd en vervolgens wordt gedumpt op afgelegen plekken in het buitengebied. [verbalisant] rook, toen hij op één van de dumpplaatsen ter plaatse kwam, de voor hem bekende zoete, weeïge geur van synthetisch drugsafval. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de chemische stoffen die in de gedumpte vaten, jerrycans en IBC-containers zijn aangetroffen afvalstoffen betreffen die afkomstig zijn van de productie van drugs.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte betrokken is geweest bij het vervoeren en dumpen van het drugsafval.
Verdachte heeft verklaard dat hij door een derde was benaderd om een klus te doen. Hij moest twee bestelbusjes schoonmaken. Hij zou daarvoor in totaal € 200,- krijgen. Omdat hij geld nodig had, besloot hij de opdracht aan te nemen. Op 24 april 2023 is verdachte met de trein van Den Helder naar Goes gereisd. Dit was volgens hem een reis van ongeveer vijf uur. Daar heeft hij vervolgens in een hotel geslapen. Het treinkaartje en het hotel werden voor hem betaald. Ook had hij wat contant geld meegekregen. Hij is de volgende ochtend, op 25 april 2023, om 07:00 uur door [medeverdachte] met de auto opgehaald op het station in Goes. De andere man waarmee hij was, is ook ingestapt. Hierna zijn zij met z’n drieën met de auto naar de locatie van het eerste bestelbusje gereden. Verdachte is daar in het bestelbusje gestapt. Vervolgens is hij achter de auto aangereden, naar de locatie van het tweede bestelbusje. Daar aangekomen is de man uit de auto gestapt en in het tweede bestelbusje gaan zitten. [medeverdachte] is bij verdachte in het bestelbusje gestapt en als bestuurder verder gereden. Verdachte heeft onderweg zitten dutten. Hij heeft daardoor niet gemerkt dat er vanuit de bestelbusjes vaten, jerrycans en IBC-containers werden gedumpt. Op de Zeedijk is hij van het ene bestelbusje naar het andere bestelbusje overgestapt. Uiteindelijk zijn beide busjes met de in totaal drie inzittenden naar het tankstation Avia in Goes gereden, waar hij de twee bestelbusjes van binnen heeft schoongemaakt.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte hem heeft geholpen met het dumpen van de vaten, de jerrycans en de IBC-containers. Die verklaring wordt ondersteund door het chatgesprek dat op de telefoon van [medeverdachte] is aangetroffen en waarin [medeverdachte] aangeeft dat er spullen verplaatst moeten worden en dat hij daarvoor twee mensen nodig heeft. Daar komt bij dat de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk acht dat de IBC-containers, waarvan sommige helemaal vol zaten en volgens [medeverdachte] met een heftruck in de bestelbusjes zijn geladen, door één persoon uit het bestelbusje zijn geduwd. Dit moet door minstens twee personen zijn gedaan. Er is een volle IBC-container aangetroffen op de Ankerveersedijk in ’s-Heer Arendskerke. Op deze locatie is maar één bestelbusje geweest. Nu verdachte na het ophalen van het tweede bestelbusje enkel als bijrijder in de bestelbusjes heeft gezeten, kan het niet anders dan dat hij op die locatie één van de andere twee verdachten in ieder geval met het uitladen van de IBC-container heeft geholpen. Bovendien acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte helemaal met de trein van Den Helder naar Goes is gereisd, wat een reis is van ongeveer vijf uur, vervolgens op kosten van de opdrachtgever een nacht in een hotel heeft verbleven, de volgende ochtend om 07:00 uur is opgehaald en daarna anderhalf uur heeft rondgereden, voor alleen het schoonmaken van twee bestelbusjes nadat het dumpen heeft plaatsgevonden.
Conclusie
Gelet op al deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte betrokken is geweest bij het vervoeren en dumpen van het drugsafval.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het in strijd met de milieuwetgeving opzettelijk vervoeren, storten en achterlaten van drugsafval, zoals tenlastegelegd onder feiten 1 en 2.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet of nauwelijks uiteenloopt.
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal over de beschrijving en de categorisering van het vuurwapen en de munitie die onder verdachte in beslag zijn genomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 25 april 2023 te Ovezande, gemeente Borsele, en/of Borsele en/of ’s Heer Arendskerke, gemeente Goes, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk handelingen met afvalstoffen heeft verricht waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden en/of konden ontstaan, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders niet aan hun verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn mededaders konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders meerdere vaten met restanten van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van en/of ten behoeve van de vervaardiging van synthetische drugs in bestelbusjes vervoerd en vervolgens gestort en achtergelaten op/nabij de openbare weg en/of oppervlakte water aan de Baandijk en/of ter hoogte van de Zeedijk Ellewoutsdijk en/of de Ankerveersedijk;
2
op 25 april 2023 te Ovezande, gemeente Borsele, en/of Borsele en/of 's Heer Arendskerke, gemeente Goes, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, immers hebben verdachte en zijn mededaders meerdere vaten met restanten van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van de vervaardiging van synthetische drugs en/of ten behoeve van het vervaardigen van synthetische drugs, gestort en achtergelaten op/nabij de openbare weg en/of oppervlakte water aan de Baandijk en/of ter hoogte van de Zeedijk Ellewoutsdijk en/of de Ankerveersedijk;
3
op 25 april 2023 te Goes een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwde) revolver van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22 Lr, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
4
op 25 april 2023 te Goes munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
17 kogelpatronen van het kaliber .22 Lr voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert hij een taakstraf van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij het bepalen van (de hoogte van) de op te leggen straf rekening te houden met het feit dat verdachte al een lange periode in voorarrest heeft gezeten en vervolgens nog een lange tijd onder elektronisch toezicht heeft gestaan. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat verdachte thans een andere weg is ingeslagen. Hij heeft inmiddels een baan en een woning. Al met al wordt verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast kan aan verdachte een voorwaardelijke straf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoeren en dumpen van chemisch afval afkomstig van de illegale productie van harddrugs op vier plekken in de provincie Zeeland. De nadelige gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid zijn groot. Het opruimen van illegaal gedumpt afval afkomstig van de productie van drugs gaat gepaard met aanzienlijke kosten die ten laste komen van de maatschappij, zoals ook uit de aangiftes van het Waterschap Scheldestromen is gebleken bedragen deze kosten meer dan € 100.000. Daardoor zijn dumpingen van drugsafval een groot maatschappelijk probleem. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en vormt een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot het gebruik daarvan, met alle – vaak onherstelbare – gevolgen van dien. Dergelijke vuurwapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten.
Het strafbladUit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel liep hij in een proeftijd van een eerdere veroordeling. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 28 januari 2025. Uit dit rapport blijken nog enkele aandachtspunten met betrekking tot de financiële situatie van verdachte en zijn deels negatieve sociale netwerk. Verdachte had het vuurwapen aangeschaft omdat hij destijds een conflict had met personen uit het drugsmilieu (dealers) uit zijn woonplaats.
Degene die hem de opdracht had gegeven om de bestelbusjes schoon te maken, kende hij uit het uitgaansleven. Verdachte stelt iedereen uit Den Helder te kennen, ook uit het criminele milieu. Dat baart zowel de politie als de reclassering zorgen. Inmiddels staat verdachte onder bewind, is hij aan het werk en woont hij bij zijn vader.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. Omdat verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis positief heeft ontwikkeld, geen aanwijzingen bestaan voor middelenafhankelijkheid of psychische problematiek en verdachte geen hulpvragen heeft, wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen tijdens de terechtzitting.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Wat betreft de hoogte van deze op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De oriëntatiepunten gaan, alleen al voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare ruimte, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden.
De rechtbank weegt daarbij in het nadeel van verdachte mee dat hij in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen en tot en met het onderzoek ter terechtzitting heeft volgehouden de vaten, jerrycans en IBC-containers met daarin drugsafval niet te hebben gedumpt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal dit aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 20 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Holland van 8 september 2022 onder parketnummer 15/032365-22 ten uitvoer zal worden gelegd.
Op de zitting heeft de officier van justitie de vordering aangepast en afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd. Gelet op zijn eis vindt hij het niet opportuun om de voorwaardelijke taakstraf alsnog ten uitvoer te laten leggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat dit een andersoortig en oud feit betreft, en zij tenuitvoerlegging niet opportuun acht gelet op de straf die in deze zaak aan verdachte zal worden opgelegd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet milieubeheer en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van:
feit 1:medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2:medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK revolver (omschrijving: G2585936, Olympic 38);
* 1 STK munitie (omschrijving: G2585939, kogelpatroon);
* 1 STK munitie (omschrijving: G2585941, kogelpatroon);
* 1 STK munitie (omschrijving: G2585942, kogelpatroon);
* 15 STK munitie (omschrijving: G2585942, kogelpatroon);
* 1 STK zak (omschrijving: G2585944, hoesje waarin revolver zat, Gucci);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. C.T. den Uil, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 februari 2025.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.