ECLI:NL:RBZWB:2025:1077
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning in Oisterwijk
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op € 491.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 414.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 15 januari 2025, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn gebruikt die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar op juiste wijze rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende, en dat de toegepaste methoden, zoals de wortelformule voor de vierkantemeterprijs, gebruikelijk zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.