ECLI:NL:RBZWB:2025:1079

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11386440 \ CV EXPL 24-5563
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen TIWOS, Tilburgse Woonstichting, en een huurster over de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning. De zaak is ontstaan door een huurachterstand van de huurster, die op dat moment € 2.147,25 bedroeg, inclusief wettelijke rente tot 16 oktober 2024. TIWOS heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurwoning te ontruimen. De huurster heeft zich bereid verklaard om haar huurverplichtingen na te komen en heeft aangegeven dat zij hulpverlening zal inschakelen om haar financiële situatie te stabiliseren. De kantonrechter heeft de vorderingen van TIWOS grotendeels en voorwaardelijk toegewezen, met de bepaling dat de huurster de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen, indien zij zich niet houdt aan de gemaakte afspraken. Tevens zijn de proceskosten aan de huurster opgelegd, die in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat het beding hierover als oneerlijk werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11386440 \ CV EXPL 24-5563
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
TIWOS, TILBURGSE WOONSTICHTING,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: TIWOS,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[huurster],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurster],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen verhuurder TIWOS en [huurster] als huurder moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd door een huurachterstand. De kantonrechter zal de vorderingen van TIWOS grotendeels en voorwaardelijk toewijzen. Hierna legt de kantonrechter uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024;
- de akte van TIWOS met een specificatie van de actuele huurachterstand;
- op 30 januari 2025 is de zaak op een zitting met de rechter besproken. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2.2.
Daarna heeft de kantonrechter een vonnisdatum bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Na bespreking van de zaak verklaren partijen het eens te zijn geworden over het volgende:
de huurachterstand berekend tot en met de huur over de maand januari 2025 bedraagt € 2.147,25 (inclusief € 320,20 aan wettelijke rente tot 16 oktober 2024);
[huurster] zal blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen aan TIWOS, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
[huurster] spant zich optimaal in en volgt adviezen van (schuld)hulpverlening op om zo spoedig mogelijk te komen tot stabiliteit in haar financiële situatie, toewerkend naar een schone lei. Zodra de schuldhulpverlening is opgestart worden afspraken gemaakt over het inlopen van de huurachterstand (inclusief een proceskostenveroordeling).
3.2.
TIWOS wijzigt haar geldvordering tot wat [huurster] op grond van de hiervoor genoemde afspraken verschuldigd is en verzoekt de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. [huurster] verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering tot voorwaardelijke ontbinding en ontruiming.
3.3.
Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat de onvoldoende betwiste vorderingen, zoals tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd, toewijsbaar zijn, met inachtneming van het volgende.
3.4.
Voor zover de overeenkomst wordt ontbonden doordat één van de voorwaarden intreedt, zal de ontruimingstermijn worden bepaald op veertien dagen. Hierbij wordt overwogen, dat [huurster], indien zij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn tot ontruiming van het gehuurde over te gaan, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn wordt gezien.
Vervallen huurtermijnen en gebruiksvergoeding
3.5.
Gelet op wat de kantonrechter in overweging 3.1. heeft overwogen wordt een bedrag van € 610,84 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf 1 februari 2025 toegewezen, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst. De huurtermijnen tot en met januari 2025 zijn al meegenomen in de toe te wijzen huurachterstand. Ook zal worden toegewezen een bedrag van € 610,84 per maand als gebruiksvergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [huurster] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen. Voorts is, voor zover de overeenkomst wordt ontbonden doordat één of meer van de voorwaarden intreedt, de wettelijke huurverhoging enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de huurovereenkomst verschuldigd zijn, zodat de wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding na ontbinding van de huurovereenkomst tot ontruiming van het gehuurde niet wordt toegewezen.
Ambtshalve toetsing van de voorwaarden
3.6.
TIWOS vordert buitengerechtelijke incassokosten. In de huurovereenkomst is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
“Alle buitengerechtelijke kosten die huurder dan wel verhuurder maakt in geval dat de andere partij tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst zijn voor rekening van de andere partij. Deze kosten bedragen tenminste 15% van de verschuldigde bedragen met een minimum van f 50,00, vermeerderd met de BTW hierover en voorts een bedrag van f 25,00 aan administratiekosten.”
3.7.
Op het verzoek van de kantonrechter aan TIWOS om zich uit te laten over de vraag of het incassokostenbeding onredelijk bezwarend is, antwoordt TIWOS dat zij zich refereert aan het oordeel van de kantonrechter.
3.8.
Het beding inzake buitengerechtelijke incassokosten wordt door de kantonrechter als oneerlijk aangemerkt. Dit beding wijkt ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke kosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste 15% van de hoofdsom – met een minimum van 25,00 – en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding. Tot slot volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra de vordering uit handen wordt gegeven, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd. Daarom is dit beding oneerlijk. De kantonrechter zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten daarom afwijzen.
3.9.
Als een beding is vernietigd omdat het oneerlijk is, kan ook geen aanspraak worden gemaakt op de wettelijke vergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest [1] . Dit betekent dat de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, ook al zijn er wel aantoonbaar buitengerechtelijke werkzaamheden verricht.
Rente en proceskosten
3.10.
De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente over de hoofdsom zal als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna (onder 4. De beslissing) bepaald.
3.11.
[huurster] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TIWOS worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.018,72

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [huurster] om aan TIWOS te betalen een bedrag van € 2.147,25 aan huurachterstand tot en met januari 2025 (inclusief verschenen rente tot 16 oktober 2024), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.846,21 vanaf 16 oktober 2024 tot aan de dag dat alles is betaald, waarbij bij de berekening van de wettelijke rente rekening moet worden gehouden met de door [huurster] gedane betalingen;
4.2.
veroordeelt [huurster] om aan TIWOS te betalen een bedrag van € 610,84 per maand, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, voor iedere ingegane maand vanaf 1 februari 2025 tot het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst en een bedrag van € 610,84 per maand voor iedere ingegane maand na de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
4.3.
veroordeelt [huurster] tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.018,72;
4.4.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde (de woning met aan- en toebehoren), staande en gelegen te [adres] en veroordeelt [huurster] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al haar spullen en alle gebruikers van de woning (die geen medebewoners zijn) te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van TIWOS te stellen, indien en zodra [huurster] zich niet houdt aan minimaal één van de volgende afspraken:
  • [huurster] zal blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen aan TIWOS, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
  • [huurster] spant zich optimaal in en volgt adviezen van (schuld)hulpverlening op om zo spoedig mogelijk te komen tot stabiliteit in haar financiële situatie, toewerkend naar een schone lei. Zodra de schuldhulpverlening is opgestart worden afspraken gemaakt over het inlopen van de huurachterstand en afbetaling van de proceskostenveroordeling;
4.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68.