ECLI:NL:RBZWB:2025:1090

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10956444 \ MB VERZ 24-175
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, maar heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zaak werd behandeld op de zitting van 17 januari 2025, waar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, aanwezig was, evenals de gemachtigde van betrokkene.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof de lichtdoorlatendheid van de voorruit en voorste zijruiten van het voertuig van betrokkene, die minder dan 55% zou bedragen. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat uit de verklaring van de verbalisant niet bleek dat betrokkene daadwerkelijk reed. Daarnaast werd betwist of de meting correct was uitgevoerd, aangezien niet was aangetoond dat de juiste meetwaarden waren gesimuleerd. De verbalisant had volgens de gemachtigde ook de verkeerde meetpunten gebruikt.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechter stelde vast dat de verbalisant geen meting had uitgevoerd op de hart middellijnen van de ruiten, wat noodzakelijk was volgens de meetinstructie. Hierdoor kon de gedraging niet worden vastgesteld en werd de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd, en het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, moest worden terugbetaald. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10956444 \ MB VERZ 24-175
CJIB-nummer : 4062 5422 5600 9387
uitspraakdatum : 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: de lichtdoorlatendheid van voorruit/voorste zijruit(en) bedraagt minder dan 55% op de Joke Smitweg te Tilburg op 23 februari 2023 om 11:11 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Volgens artikel 5.1.1., eerste lid, van de Regeling voertuigen (Rv) is het verboden te rijden indien het voertuig niet voldoet aan de in de Regeling gestelde eisen, maar uit de verklaring van de verbalisant volgt niet dat betrokkene reed. Voorts stelt gemachtigde dat de meting niet op de juiste manier is verricht, aangezien uit het zaakoverzicht niet blijkt of voor aanvang van de meting de 0% en 100% transmittantie waarden zijn gesimuleerd. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarnaast heeft betrokkene gezien dat de verbalisant de verkeerde meetpunten heeft gebruikt. De verbalisant had een hoek moeten gebruiken, maar heeft dit steeds evenwijdig op de zijruiten gemeten. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op basis van de verklaring van verbalisant in het aanvullend proces-verbaal kan niet voldoende worden vastgesteld dat de meting conform de meetinstructie is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat de voorste twee zijruiten op drie verschillende punten zijn gemeten, namelijk: linksonder, rechtsonder en rechtsboven, maar hieruit volgt niet dat ook het “hart middellijn ruit” is gemeten, terwijl dat wel had gemoeten. Nu de meting van de hart middellijn ontbreekt, kan de gedraging niet worden vastgesteld.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de verbalisant geen meting heeft uitgevoerd op de hart middellijnen en daarom niet conform de meetinstructie heeft gehandeld. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: