ECLI:NL:RBZWB:2025:1092

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11031378 MB VERZ 24-461
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het niet dragen van een helm op een bromfiets

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen omdat hij als bestuurder van een bromfiets geen goedgekeurde helm droeg op de Willem II-passage in Tilburg op 27 maart 2023. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 januari 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de betrokkene wel een helm droeg. De gemachtigde stelde ook dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om een staandehouding uit te voeren, aangezien de verbalisant zich per fiets verplaatste en de betrokkene op hoge snelheid reed. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, heeft echter betoogd dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de verbalisant niet in staat was om de identiteit van de bestuurder vast te stellen.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de bestuurder staande te houden, en dat de boete dus terecht aan de kentekenhouder was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 11031378 \ MB VERZ 24-461
CJIB-nummer : 0062 5422 5703 7571
uitspraakdatum : 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende, deugdelijk bevestigde helm op de Willem II- passage (Spoorlaan) te Tilburg op 27 maart 2023 om 14:39 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde stelt dat betrokkene, tevens kentekenhouder, op de pleegdatum ook de bestuurder van het voertuig was. De passagier van het voertuig is onbekend gebleven. Betrokkene droeg als bestuurder een helm en was daarmee niet in overtreding. Voor zover is bedoeld de passagier te beboeten omdat deze geen helm droeg, heeft te gelden dat betrokkene de bestuurder en niet de passagier was. Voorts heeft er onterecht geen staandehouding plaatsgevonden. De verklaring van de verbalisant is onvoldoende om te concluderen dat geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Tot slot verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er bestond geen reële mogelijkheid tot staandehouding, omdat de verbalisant zich per fiets vervoerde en betrokkene per bromfiets. Betrokkene stak de Spoorlaan over en reed vervolgens op hoge snelheid de Willem II straat in. De boete is dan ook terecht aan de kentekenhouder opgelegd.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van de staandehouding, omdat de verbalisant op een fiets reed en de betrokkene op een bromfiets. Hierdoor was de snelheid van betrokkene vele male hoger dan die van de verbalisant.
Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder. Het dragen van een helm is verplicht voor zowel bestuurder als eventuele passagiers.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: