Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een parkeergelegenheid die niet tot de aangegeven categorie voertuigen behoorde. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de officier van justitie ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter heeft overwogen dat het nalaten van betrokkene om een juiste machtiging over te leggen niet zodanig verwijtbaar was dat dit moest leiden tot een ongegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het betrokken voertuig toebehoorde aan een arts die bevoegd was om van de parkeerplaats gebruik te maken. Hierdoor was de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.