ECLI:NL:RBZWB:2025:1106

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11442806 CV EXPL 24-4194 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid in geschil met arbitragebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Duitsland en een gedaagde B.V. De procedure is voortgekomen uit een verwijzing van de kantonrechter te Breda, die zich onbevoegd verklaarde om het geschil te behandelen. De gedaagde beroept zich op een arbitragebeding dat zou uitsluiten dat de gewone rechter bevoegd is. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het arbitragebeding als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt op basis van artikel 6:236 sub n BW. Dit betekent dat de kantonrechter zich bevoegd verklaart om het geschil te behandelen, ongeacht de vraag of de algemene voorwaarden van toepassing zijn. De kantonrechter heeft de vordering van de gedaagde tot onbevoegdheid afgewezen en deze in de proceskosten veroordeeld. De zaak is vervolgens verwezen naar een rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagde. De beslissing is openbaar uitgesproken en de verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11442806 \ CV EXPL 24-4194
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. R. Willemsen,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. E. Wilke.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van 4 december 2024 van de kantonrechter te Breda, met de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling

In het incident
2.1.
Bij vonnis van 4 december 2024 heeft de kantonrechter te Breda zich (relatief) onbevoegd verklaard van onderhavig geschil kennis te nemen en de zaak verwezen naar de kantonrechter te Bergen op Zoom. De kantonrechter dient thans te beoordelen of zij
– gelet op het arbitragebeding waarop [gedaagde] zich beroept – bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
2.2.
De incidentele conclusie tot onbevoegdheid is tijdig en vóór alle weren genomen, zodat [gedaagde] ontvankelijk is in het incident.
2.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat dat de kantonrechter onbevoegd is, omdat tussen partijen een arbitragebeding is overeengekomen. De inhoud van het arbitragebeding, dat is opgenomen in artikel 23 van de Nederlandse Expeditievoorwaarden van de FENEX (hierna: de voorwaarden), luidt – voor zover relevant – als volgt:
“1. Alle geschillen, die tussen expediteur en zijn wederpartij mochten ontstaan, zullen met uitsluiting van de gewone rechter in hoogste ressort worden beslist door drie arbiters conform het FENEX arbitragereglement. Het FENEX-arbitragereglement en de actuele tarieven van de arbitrageprocedure zijn te lezen en te downloaden via de FENEX website. Een geschil is aanwezig wanneer één der partijen verklaart dat dit het geval is.Onverminderd het in de voorgaande alinea bepaalde staat het de Expediteur vrij vorderingen van opeisbare geldsommen, waarvan de verschuldigdheid niet door de wederpartij binnen vier weken na factuurdatum schriftelijk is betwist, voor te leggen aan de bevoegde Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de expediteur. Eveneens staat het de expediteur vrij vorderingen met een spoedeisend karakter in kort geding voor te leggen aan de bevoegde Nederlandse rechter in de vestigingsplaats van de expediteur.”
2.4.
[eiser] voert verweer en stelt primair dat de voorwaarden niet van toepassing zijn. Indien deze wel van toepassing worden verklaard, stelt [eiser] subsidiair dat het arbitragebeding vernietigbaar is op grond van artikel 6:236 sub n BW.
2.5.
De kantonrechter zal de vordering zich onbevoegd te verklaren afwijzen, omdat zij van oordeel is dat het arbitragebeding als onredelijk bezwarend dient te worden aangemerkt. Daarmee kan in het midden blijven of de voorwaarden al dan niet van toepassing zijn op de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst.
2.6.
Vooropgesteld wordt dat het arbitragebeding als een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 BW is aan te merken, nu tussen partijen niet in geschil is dat het arbitragebeding een beding betreft dat is opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen en dat geen sprake is van een beding die de kern van de prestaties weergeeft. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst als professionele partij handelde in de uitoefening van haar bedrijf, terwijl [eiser] dient te worden aangemerkt als consument.
2.7.
Een beding in algemene voorwaarden is op grond van artikel 6:233 aanhef en sub a BW vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Op grond van artikel 6:236 sub n BW wordt een beding dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de rechter die volgens de wet bevoegd zou zijn, als onredelijk bezwarend aangemerkt. Dit is alleen anders wanneer het beding de consument een termijn gunt van ten minste een maand nadat de gebruiker zich schriftelijk jegens hem op het beding heeft beroepen, om voor beslechting van het geschil door de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen. Het arbitragebeding is niet in overeenstemming hiermee opgesteld, zodat de kantonrechter het beding als onredelijk bezwarend voor [eiser] buiten toepassing zal stellen.
2.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot onbevoegdheid wordt afgewezen.
2.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser], welke worden begroot op € 82,00 aan salaris gemachtigde en € 41,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
In de hoofdzaak
2.1
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar na te melden terechtzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde].
2.11
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
3.1.
wijst de vordering van [gedaagde] af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
€ 82,00 aan salaris gemachtigde en € 41,00 aan nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
In de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 26 februari 2025 te 09.00 uurvoor conclusie van antwoord door [gedaagde];
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.